Schoonlikken (to lick) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of schoonlikken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
lik schoon
I lick
likt schoon
you lick
likt schoon
he/she/it licks
likken schoon
we lick
likken schoon
you all lick
likken schoon
they lick
Present perfect tense
heb schoongelikt
I have licked
hebt schoongelikt
you have licked
heeft schoongelikt
he/she/it has licked
hebben schoongelikt
we have licked
hebben schoongelikt
you all have licked
hebben schoongelikt
they have licked
Past tense
likte schoon
I licked
likte schoon
you licked
likte schoon
he/she/it licked
likten schoon
we licked
likten schoon
you all licked
likten schoon
they licked
Future tense
zal schoonlikken
I will lick
zult schoonlikken
you will lick
zal schoonlikken
he/she/it will lick
zullen schoonlikken
we will lick
zullen schoonlikken
you all will lick
zullen schoonlikken
they will lick
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou schoonlikken
I would lick
zou schoonlikken
you would lick
zou schoonlikken
he/she/it would lick
zouden schoonlikken
we would lick
zouden schoonlikken
you all would lick
zouden schoonlikken
they would lick
Subjunctive mood
likke schoon
I lick
likke schoon
you lick
likke schoon
he/she/it lick
likke schoon
we lick
likke schoon
you all lick
likke schoon
they lick
Past perfect tense
had schoongelikt
I had licked
had schoongelikt
you had licked
had schoongelikt
he/she/it had licked
hadden schoongelikt
we had licked
hadden schoongelikt
you all had licked
hadden schoongelikt
they had licked
Future perf.
zal schoongelikt hebben
I will have licked
zal schoongelikt hebben
you will have licked
zal schoongelikt hebben
he/she/it will have licked
zullen schoongelikt hebben
we will have licked
zullen schoongelikt hebben
you all will have licked
zullen schoongelikt hebben
they will have licked
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou schoongelikt hebben
I would have licked
zou schoongelikt hebben
you would have licked
zou schoongelikt hebben
he/she/it would have licked
zouden schoongelikt hebben
we would have licked
zouden schoongelikt hebben
you all would have licked
zouden schoongelikt hebben
they would have licked
Present bijzin tense
schoonlik
I lick
schoonlikt
you lick
schoonlikt
he/she/it licks
schoonlikken
we lick
schoonlikken
you all lick
schoonlikken
they lick
Past bijzin tense
schoonlikte
I licked
schoonlikte
you licked
schoonlikte
he/she/it licked
schoonlikten
we licked
schoonlikten
you all licked
schoonlikten
they licked
Future bijzin tense
zal schoonlikken
I will lick
zult schoonlikken
you will lick
zal schoonlikken
he/she/it will lick
zullen schoonlikken
we will lick
zullen schoonlikken
you all will lick
zullen schoonlikken
they will lick
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou schoonlikken
I would lick
zou schoonlikken
you would lick
zou schoonlikken
he/she/it would lick
zouden schoonlikken
we would lick
zouden schoonlikken
you all would lick
zouden schoonlikken
they would lick
Subjunctive bijzin mood
schoonlikke
I lick
schoonlikke
you lick
schoonlikke
he/she/it lick
schoonlikke
we lick
schoonlikke
you all lick
schoonlikke
they lick
Du
Ihr
Imperative mood
lik schoon
lick
likt schoon
lick

Examples of schoonlikken

Example in DutchTranslation in English
- Ik ga je schoonlikken.- I'm gonna lick you clean.
- Ik ga naar de kamer... en ga mezelf schoonlikken.- See how she and Trey are doing. I'm gonna go back to the room and lick myself clean.
Bedankt voor het schoonlikken.Yes, well, thanks for licking the spoon.
Boen het dek schoon, anders kunnen jullie het schoonlikken, als het niet anders kan:Now you'll get these decks clean or by God I'll make you lick them clean with your tongues if you don't mend your ways.
Hoe kun je dat blik niet schoonlikken, op dit moment?How can you not be licking that can dry right now?
Hij heeft zijn bak zelfs schoongelikt.Even licked his tub clean.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

ruggensteunen
back
schatten
appraise
schmieren
do
schokken
shock
schoolgaan
school stay
schoonhouden
clean
schoonmaken
clean
schrompelen
shrink
schroten
ail
schuddekoppen
shook his head

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'lick':

None found.
Learning languages?