Schoonhouden (to clean) conjugation

Dutch
10 examples

Conjugation of schoonhouden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
hou schoon
I clean
houdt schoon
you clean
houdt schoon
he/she/it cleans
houden schoon
we clean
houden schoon
you all clean
houden schoon
they clean
Present perfect tense
heb schoongehouden
I have cleaned
hebt schoongehouden
you have cleaned
heeft schoongehouden
he/she/it has cleaned
hebben schoongehouden
we have cleaned
hebben schoongehouden
you all have cleaned
hebben schoongehouden
they have cleaned
Past tense
hield schoon
I cleaned
hield schoon
you cleaned
hield schoon
he/she/it cleaned
hielden schoon
we cleaned
hielden schoon
you all cleaned
hielden schoon
they cleaned
Future tense
zal schoonhouden
I will clean
zult schoonhouden
you will clean
zal schoonhouden
he/she/it will clean
zullen schoonhouden
we will clean
zullen schoonhouden
you all will clean
zullen schoonhouden
they will clean
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou schoonhouden
I would clean
zou schoonhouden
you would clean
zou schoonhouden
he/she/it would clean
zouden schoonhouden
we would clean
zouden schoonhouden
you all would clean
zouden schoonhouden
they would clean
Subjunctive mood
houde schoon
I clean
houde schoon
you clean
houde schoon
he/she/it clean
houde schoon
we clean
houde schoon
you all clean
houde schoon
they clean
Past perfect tense
had schoongehouden
I had cleaned
had schoongehouden
you had cleaned
had schoongehouden
he/she/it had cleaned
hadden schoongehouden
we had cleaned
hadden schoongehouden
you all had cleaned
hadden schoongehouden
they had cleaned
Future perf.
zal schoongehouden hebben
I will have cleaned
zal schoongehouden hebben
you will have cleaned
zal schoongehouden hebben
he/she/it will have cleaned
zullen schoongehouden hebben
we will have cleaned
zullen schoongehouden hebben
you all will have cleaned
zullen schoongehouden hebben
they will have cleaned
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou schoongehouden hebben
I would have cleaned
zou schoongehouden hebben
you would have cleaned
zou schoongehouden hebben
he/she/it would have cleaned
zouden schoongehouden hebben
we would have cleaned
zouden schoongehouden hebben
you all would have cleaned
zouden schoongehouden hebben
they would have cleaned
Present bijzin tense
schoonhou
I clean
schoonhoudt
you clean
schoonhoudt
he/she/it cleans
schoonhouden
we clean
schoonhouden
you all clean
schoonhouden
they clean
Past bijzin tense
schoonhield
I cleaned
schoonhield
you cleaned
schoonhield
he/she/it cleaned
schoonhielden
we cleaned
schoonhielden
you all cleaned
schoonhielden
they cleaned
Future bijzin tense
zal schoonhouden
I will clean
zult schoonhouden
you will clean
zal schoonhouden
he/she/it will clean
zullen schoonhouden
we will clean
zullen schoonhouden
you all will clean
zullen schoonhouden
they will clean
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou schoonhouden
I would clean
zou schoonhouden
you would clean
zou schoonhouden
he/she/it would clean
zouden schoonhouden
we would clean
zouden schoonhouden
you all would clean
zouden schoonhouden
they would clean
Subjunctive bijzin mood
schoonhoude
I clean
schoonhoude
you clean
schoonhoude
he/she/it clean
schoonhoude
we clean
schoonhoude
you all clean
schoonhoude
they clean
Du
Ihr
Imperative mood
hou schoon
clean
houdt schoon
clean

Examples of schoonhouden

Example in DutchTranslation in English
- Ik moet het schoonhouden.-I just need to keep it clean.
-Hij wilde z'n handen schoonhouden.He wants to keep his beak clean. Trust me.
..dat kinderen de aula's niet netjes schoonhouden...that children don't keep the school corridors clean.
Alles alleen schoonhouden.Let alone clean.
Als iedereen meehelpt, kunnen we het huis best schoonhouden.Excuse me, but I think if we all do our fair share... we can keep this house clean.
- Ze heeft een hoge kans op infectie... als ze de wonden niet schoonhoudt... en ze moet naar een dokter om na te gaan of ze goed geneest.She's at serious risk for infection if she doesn't keep the surgical areas clean and go see a doctor to make sure she's healing properly.
Als Chilly leert hoe zich te gedragen in een New York appartement... zijn eten en zijn beweging krijgt en alles schoonhoudt... zou pap hem mee moeten nemen.If Chilly learns how to behave in a New York apartment, get his food and his exercise and keep everything clean, Dad would have to take him with us.
Als je het een beetje schoonhoudt... tenzij je je voor iemand probeert te verstoppen...If you'd clean it up just a little, 'cause... unless you're trying to hide from somebody, um...
Even voor de duidelijkheid: ik hou alles graag netjes... dus zorg ervoor dat je je gebied schoonhoudt.Now, just a quick FY información, I'm kind of a neat freak so we'll get along great if you just keep your area clean.
Ik wil niet langer liegen dat je het milieu schoonhoudt.I'm through telling people you help with environmental cleanup.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

schoolhouden
school love

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

samenballen
ball
sausen
sauce
schenken
give
schepen
do
schiften
divide
schoolliggen
school are
schoonbranden
scarf
schoonlikken
lick
schrammen
scratch
schuddebuiken
shook bellies

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'clean':

None found.
Learning languages?