Schijfschieten (to target shooting) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of schijfschieten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
schiet schijf
I target shooting
schiet schijf
you target shooting
schiet schijf
he/she/it targets shooting
schieten schijf
we target shooting
schieten schijf
you all target shooting
schieten schijf
they target shooting
Present perfect tense
heb schijfgeschoten
I have targeted shooting
hebt schijfgeschoten
you have targeted shooting
heeft schijfgeschoten
he/she/it has targeted shooting
hebben schijfgeschoten
we have targeted shooting
hebben schijfgeschoten
you all have targeted shooting
hebben schijfgeschoten
they have targeted shooting
Past tense
schoot schijf
I targeted shooting
schoot schijf
you targeted shooting
schoot schijf
he/she/it targeted shooting
schoten schijf
we targeted shooting
schoten schijf
you all targeted shooting
schoten schijf
they targeted shooting
Future tense
zal schijfschieten
I will target shooting
zult schijfschieten
you will target shooting
zal schijfschieten
he/she/it will target shooting
zullen schijfschieten
we will target shooting
zullen schijfschieten
you all will target shooting
zullen schijfschieten
they will target shooting
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou schijfschieten
I would target shooting
zou schijfschieten
you would target shooting
zou schijfschieten
he/she/it would target shooting
zouden schijfschieten
we would target shooting
zouden schijfschieten
you all would target shooting
zouden schijfschieten
they would target shooting
Subjunctive mood
schiete schijf
I target shooting
schiete schijf
you target shooting
schiete schijf
he/she/it target shooting
schiete schijf
we target shooting
schiete schijf
you all target shooting
schiete schijf
they target shooting
Past perfect tense
had schijfgeschoten
I had targeted shooting
had schijfgeschoten
you had targeted shooting
had schijfgeschoten
he/she/it had targeted shooting
hadden schijfgeschoten
we had targeted shooting
hadden schijfgeschoten
you all had targeted shooting
hadden schijfgeschoten
they had targeted shooting
Future perf.
zal schijfgeschoten hebben
I will have targeted shooting
zal schijfgeschoten hebben
you will have targeted shooting
zal schijfgeschoten hebben
he/she/it will have targeted shooting
zullen schijfgeschoten hebben
we will have targeted shooting
zullen schijfgeschoten hebben
you all will have targeted shooting
zullen schijfgeschoten hebben
they will have targeted shooting
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou schijfgeschoten hebben
I would have targeted shooting
zou schijfgeschoten hebben
you would have targeted shooting
zou schijfgeschoten hebben
he/she/it would have targeted shooting
zouden schijfgeschoten hebben
we would have targeted shooting
zouden schijfgeschoten hebben
you all would have targeted shooting
zouden schijfgeschoten hebben
they would have targeted shooting
Present bijzin tense
schijfschiet
I target shooting
schijfschiet
you target shooting
schijfschiet
he/she/it targets shooting
schijfschieten
we target shooting
schijfschieten
you all target shooting
schijfschieten
they target shooting
Past bijzin tense
schijfschoot
I targeted shooting
schijfschoot
you targeted shooting
schijfschoot
he/she/it targeted shooting
schijfschoten
we targeted shooting
schijfschoten
you all targeted shooting
schijfschoten
they targeted shooting
Future bijzin tense
zal schijfschieten
I will target shooting
zult schijfschieten
you will target shooting
zal schijfschieten
he/she/it will target shooting
zullen schijfschieten
we will target shooting
zullen schijfschieten
you all will target shooting
zullen schijfschieten
they will target shooting
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou schijfschieten
I would target shooting
zou schijfschieten
you would target shooting
zou schijfschieten
he/she/it would target shooting
zouden schijfschieten
we would target shooting
zouden schijfschieten
you all would target shooting
zouden schijfschieten
they would target shooting
Subjunctive bijzin mood
schijfschiete
I target shooting
schijfschiete
you target shooting
schijfschiete
he/she/it target shooting
schijfschiete
we target shooting
schijfschiete
you all target shooting
schijfschiete
they target shooting
Du
Ihr
Imperative mood
schiet schijf
target shooting
schiet schijf
target shooting

Examples of schijfschieten

Example in DutchTranslation in English
Maar hij had het op me voorzien vanaf het eerste evenement... toen ik hem versloeg met het schijfschieten.He's had it in for me since the first event when I beat him at target shooting.
Weet je, de enige sport waar ik ooit van gehouden heb, was schijfschieten.You know, the only sport I ever cared about was target shooting.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

ruien
molt
samenbrengen
do
samenrapen
gather together
scheppen
create
schetsen
sketch
schiften
divide
schijnen
target shooting
schijten
shit
schoeien
shoe
schoonspoelen
flush

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'target shooting':

None found.
Learning languages?