Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Samenproppen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
prop samen
propt samen
propt samen
proppen samen
proppen samen
proppen samen
Present perfect tense
heb samengepropt
hebt samengepropt
heeft samengepropt
hebben samengepropt
hebben samengepropt
hebben samengepropt
Past tense
propte samen
propte samen
propte samen
propten samen
propten samen
propten samen
Future tense
zal samenproppen
zult samenproppen
zal samenproppen
zullen samenproppen
zullen samenproppen
zullen samenproppen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou samenproppen
zou samenproppen
zou samenproppen
zouden samenproppen
zouden samenproppen
zouden samenproppen
Subjunctive mood
proppe samen
proppe samen
proppe samen
proppe samen
proppe samen
proppe samen
Past perfect tense
had samengepropt
had samengepropt
had samengepropt
hadden samengepropt
hadden samengepropt
hadden samengepropt
Future perf.
zal samengepropt hebben
zal samengepropt hebben
zal samengepropt hebben
zullen samengepropt hebben
zullen samengepropt hebben
zullen samengepropt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou samengepropt hebben
zou samengepropt hebben
zou samengepropt hebben
zouden samengepropt hebben
zouden samengepropt hebben
zouden samengepropt hebben
Present bijzin tense
samenprop
samenpropt
samenpropt
samenproppen
samenproppen
samenproppen
Past bijzin tense
samenpropte
samenpropte
samenpropte
samenpropten
samenpropten
samenpropten
Future bijzin tense
zal samenproppen
zult samenproppen
zal samenproppen
zullen samenproppen
zullen samenproppen
zullen samenproppen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou samenproppen
zou samenproppen
zou samenproppen
zouden samenproppen
zouden samenproppen
zouden samenproppen
Subjunctive bijzin mood
samenproppe
samenproppe
samenproppe
samenproppe
samenproppe
samenproppe
Du
Ihr
Imperative mood
prop samen
propt samen

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

rekruteren
recruit
ronddienen
serve around
samenballen
ball
samenbundelen
do
samenkoppelen
link together
samenleven
live together
samenpersen
compress
samenrapen
gather together
sauteren
do
savoureren
save

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.