Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Samenklinken (to chime) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
klink samen
klinkt samen
klinkt samen
klinken samen
klinken samen
klinken samen
Present perfect tense
heb samengeklonken
hebt samengeklonken
heeft samengeklonken
hebben samengeklonken
hebben samengeklonken
hebben samengeklonken
Past tense
klonk samen
klonk samen
klonk samen
klonken samen
klonken samen
klonken samen
Future tense
zal samenklinken
zult samenklinken
zal samenklinken
zullen samenklinken
zullen samenklinken
zullen samenklinken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou samenklinken
zou samenklinken
zou samenklinken
zouden samenklinken
zouden samenklinken
zouden samenklinken
Subjunctive mood
klinke samen
klinke samen
klinke samen
klinke samen
klinke samen
klinke samen
Past perfect tense
had samengeklonken
had samengeklonken
had samengeklonken
hadden samengeklonken
hadden samengeklonken
hadden samengeklonken
Future perf.
zal samengeklonken hebben
zal samengeklonken hebben
zal samengeklonken hebben
zullen samengeklonken hebben
zullen samengeklonken hebben
zullen samengeklonken hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou samengeklonken hebben
zou samengeklonken hebben
zou samengeklonken hebben
zouden samengeklonken hebben
zouden samengeklonken hebben
zouden samengeklonken hebben
Present bijzin tense
samenklink
samenklinkt
samenklinkt
samenklinken
samenklinken
samenklinken
Past bijzin tense
samenklonk
samenklonk
samenklonk
samenklonken
samenklonken
samenklonken
Future bijzin tense
zal samenklinken
zult samenklinken
zal samenklinken
zullen samenklinken
zullen samenklinken
zullen samenklinken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou samenklinken
zou samenklinken
zou samenklinken
zouden samenklinken
zouden samenklinken
zouden samenklinken
Subjunctive bijzin mood
samenklinke
samenklinke
samenklinke
samenklinke
samenklinke
samenklinke
Du
Ihr
Imperative mood
klink samen
klinkt samen

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

roemen
praise
ronselen
crimp
ruilebuiten
swap out
ruïneren
ruin
ruizelen
do
rumoeren
do
samenkleven
agglutinate
samenklonteren
do
samenproppen
do
samenroepen
convene

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'chime':

None found.