Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

samenkleven

to agglutinate

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of samenkleven

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kleef samen
I agglutinate
kleeft samen
you agglutinate
kleeft samen
he/she/it agglutinates
kleven samen
we agglutinate
kleven samen
you all agglutinate
kleven samen
they agglutinate
Present perfect tense
heb samengekleefd
I have agglutinated
hebt samengekleefd
you have agglutinated
heeft samengekleefd
he/she/it has agglutinated
hebben samengekleefd
we have agglutinated
hebben samengekleefd
you all have agglutinated
hebben samengekleefd
they have agglutinated
Past tense
kleefde samen
I agglutinated
kleefde samen
you agglutinated
kleefde samen
he/she/it agglutinated
kleefden samen
we agglutinated
kleefden samen
you all agglutinated
kleefden samen
they agglutinated
Future tense
zal samenkleven
I will agglutinate
zult samenkleven
you will agglutinate
zal samenkleven
he/she/it will agglutinate
zullen samenkleven
we will agglutinate
zullen samenkleven
you all will agglutinate
zullen samenkleven
they will agglutinate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou samenkleven
I would agglutinate
zou samenkleven
you would agglutinate
zou samenkleven
he/she/it would agglutinate
zouden samenkleven
we would agglutinate
zouden samenkleven
you all would agglutinate
zouden samenkleven
they would agglutinate
Subjunctive mood
kleve samen
I agglutinate
kleve samen
you agglutinate
kleve samen
he/she/it agglutinate
kleve samen
we agglutinate
kleve samen
you all agglutinate
kleve samen
they agglutinate
Past perfect tense
had samengekleefd
I had agglutinated
had samengekleefd
you had agglutinated
had samengekleefd
he/she/it had agglutinated
hadden samengekleefd
we had agglutinated
hadden samengekleefd
you all had agglutinated
hadden samengekleefd
they had agglutinated
Future perf.
zal samengekleefd hebben
I will have agglutinated
zal samengekleefd hebben
you will have agglutinated
zal samengekleefd hebben
he/she/it will have agglutinated
zullen samengekleefd hebben
we will have agglutinated
zullen samengekleefd hebben
you all will have agglutinated
zullen samengekleefd hebben
they will have agglutinated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou samengekleefd hebben
I would have agglutinated
zou samengekleefd hebben
you would have agglutinated
zou samengekleefd hebben
he/she/it would have agglutinated
zouden samengekleefd hebben
we would have agglutinated
zouden samengekleefd hebben
you all would have agglutinated
zouden samengekleefd hebben
they would have agglutinated
Present bijzin tense
samenkleef
I agglutinate
samenkleeft
you agglutinate
samenkleeft
he/she/it agglutinates
samenkleven
we agglutinate
samenkleven
you all agglutinate
samenkleven
they agglutinate
Past bijzin tense
samenkleefde
I agglutinated
samenkleefde
you agglutinated
samenkleefde
he/she/it agglutinated
samenkleefden
we agglutinated
samenkleefden
you all agglutinated
samenkleefden
they agglutinated
Future bijzin tense
zal samenkleven
I will agglutinate
zult samenkleven
you will agglutinate
zal samenkleven
he/she/it will agglutinate
zullen samenkleven
we will agglutinate
zullen samenkleven
you all will agglutinate
zullen samenkleven
they will agglutinate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou samenkleven
I would agglutinate
zou samenkleven
you would agglutinate
zou samenkleven
he/she/it would agglutinate
zouden samenkleven
we would agglutinate
zouden samenkleven
you all would agglutinate
zouden samenkleven
they would agglutinate
Subjunctive bijzin mood
samenkleve
I agglutinate
samenkleve
you agglutinate
samenkleve
he/she/it agglutinate
samenkleve
we agglutinate
samenkleve
you all agglutinate
samenkleve
they agglutinate
Du
Ihr
Imperative mood
kleef samen
agglutinate
kleeft samen
agglutinate

Further details about this page

LOCATION