Samengaan (to go together) conjugation

Dutch
16 examples

Conjugation of samengaan

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ga samen
I go together
gaat samen
you go together
gaat samen
he/she/it goes together
gaan samen
we go together
gaan samen
you all go together
gaan samen
they go together
Present perfect tense
ben samengegaan
I have gone together
bent samengegaan
you have gone together
is samengegaan
he/she/it has gone together
zijn samengegaan
we have gone together
zijn samengegaan
you all have gone together
zijn samengegaan
they have gone together
Past tense
ging samen
I went together
ging samen
you went together
ging samen
he/she/it went together
gingen samen
we went together
gingen samen
you all went together
gingen samen
they went together
Future tense
zal samengaan
I will go together
zult samengaan
you will go together
zal samengaan
he/she/it will go together
zullen samengaan
we will go together
zullen samengaan
you all will go together
zullen samengaan
they will go together
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou samengaan
I would go together
zou samengaan
you would go together
zou samengaan
he/she/it would go together
zouden samengaan
we would go together
zouden samengaan
you all would go together
zouden samengaan
they would go together
Subjunctive mood
ga samen
I go together
ga samen
you go together
ga samen
he/she/it go together
ga samen
we go together
ga samen
you all go together
ga samen
they go together
Past perfect tense
was samengegaan
I had gone together
was samengegaan
you had gone together
was samengegaan
he/she/it had gone together
waren samengegaan
we had gone together
waren samengegaan
you all had gone together
waren samengegaan
they had gone together
Future perf.
zal samengegaan zijn
I will have gone together
zal samengegaan zijn
you will have gone together
zal samengegaan zijn
he/she/it will have gone together
zullen samengegaan zijn
we will have gone together
zullen samengegaan zijn
you all will have gone together
zullen samengegaan zijn
they will have gone together
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou samengegaan zijn
I would have gone together
zou samengegaan zijn
you would have gone together
zou samengegaan zijn
he/she/it would have gone together
zouden samengegaan zijn
we would have gone together
zouden samengegaan zijn
you all would have gone together
zouden samengegaan zijn
they would have gone together
Present bijzin tense
samenga
I go together
samengaat
you go together
samengaat
he/she/it goes together
samengaan
we go together
samengaan
you all go together
samengaan
they go together
Past bijzin tense
samenging
I went together
samenging
you went together
samenging
he/she/it went together
samengingen
we went together
samengingen
you all went together
samengingen
they went together
Future bijzin tense
zal samengaan
I will go together
zult samengaan
you will go together
zal samengaan
he/she/it will go together
zullen samengaan
we will go together
zullen samengaan
you all will go together
zullen samengaan
they will go together
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou samengaan
I would go together
zou samengaan
you would go together
zou samengaan
he/she/it would go together
zouden samengaan
we would go together
zouden samengaan
you all would go together
zouden samengaan
they would go together
Subjunctive bijzin mood
samenga
I go together
samenga
you go together
samenga
he/she/it go together
samenga
we go together
samenga
you all go together
samenga
they go together
Du
Ihr
Imperative mood
ga samen
go together
gaat samen
go together

Examples of samengaan

Example in DutchTranslation in English
Bedoel, ik kocht de kauwgom en ik kocht de scotch. Betekent niet dat ze samengaan.Doesn't mean they go together.
Drie woorden die niet samengaan.Oh, there are three words that don't go together.
En we zullen allemaal samengaan.And we'll all go together
Goed, laten we dan samengaan.Ok.. let's go together.
Hoe laten ze dit nu samengaan?How do they make this all go together?
Het gaat samen, maar erg goed zal het nooit zijn.We go together, but we don't mix.
"Olie en Newfoundland gaan samen"Oil and Newfoundland go together
"We gaan samen als Steve's handpalm."♪ We go together like Steve's palm ♪
- Dus we gaan samen?So we'll go together?
- Goed dan. We gaan samen.OK, let's go together
- Nee, we gaan samen, voor een aantal dagen.We would go together just for a few days.
Dat ging samen met hotdogs en frisdrank.They went together like hot dogs and soda.
Hoe dan ook, Homer en die hond gingen samen als Kerstmis en zelfmoordgedachten.Anyway, Homer and that dog went together like Christmas and suicidal thoughts.
Kom op. We gingen samen als Yin Yang.We went together, like yinandyang.
We gingen samen, niet?We went together, didn't we?
Ze gingen samen andere auto's afleveren.They went together to deliver other cars.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

röntgenen
do
rouwen
mourn
ruilen
exchange
rummikuppen
do
ruziën
wrangle
samenflansen
fudge
samengroeien
accrete
samenklemmen
clamp together
samenscholen
flock
samenwonen
live together

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'go together':

None found.
Learning languages?