Rondzenden (to broadcast) conjugation

Dutch

Conjugation of rondzenden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zend rond
I broadcast
zendt rond
you broadcast
zendt rond
he/she/it broadcasts
zenden rond
we broadcast
zenden rond
you all broadcast
zenden rond
they broadcast
Present perfect tense
heb rondgezonden
I have broadcast
hebt rondgezonden
you have broadcast
heeft rondgezonden
he/she/it has broadcast
hebben rondgezonden
we have broadcast
hebben rondgezonden
you all have broadcast
hebben rondgezonden
they have broadcast
Past tense
zond rond
I broadcast
zond rond
you broadcast
zond rond
he/she/it broadcast
zonden rond
we broadcast
zonden rond
you all broadcast
zonden rond
they broadcast
Future tense
zal rondzenden
I will broadcast
zult rondzenden
you will broadcast
zal rondzenden
he/she/it will broadcast
zullen rondzenden
we will broadcast
zullen rondzenden
you all will broadcast
zullen rondzenden
they will broadcast
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou rondzenden
I would broadcast
zou rondzenden
you would broadcast
zou rondzenden
he/she/it would broadcast
zouden rondzenden
we would broadcast
zouden rondzenden
you all would broadcast
zouden rondzenden
they would broadcast
Subjunctive mood
zende rond
I broadcast
zende rond
you broadcast
zende rond
he/she/it broadcast
zende rond
we broadcast
zende rond
you all broadcast
zende rond
they broadcast
Past perfect tense
had rondgezonden
I had broadcast
had rondgezonden
you had broadcast
had rondgezonden
he/she/it had broadcast
hadden rondgezonden
we had broadcast
hadden rondgezonden
you all had broadcast
hadden rondgezonden
they had broadcast
Future perf.
zal rondgezonden hebben
I will have broadcast
zal rondgezonden hebben
you will have broadcast
zal rondgezonden hebben
he/she/it will have broadcast
zullen rondgezonden hebben
we will have broadcast
zullen rondgezonden hebben
you all will have broadcast
zullen rondgezonden hebben
they will have broadcast
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou rondgezonden hebben
I would have broadcast
zou rondgezonden hebben
you would have broadcast
zou rondgezonden hebben
he/she/it would have broadcast
zouden rondgezonden hebben
we would have broadcast
zouden rondgezonden hebben
you all would have broadcast
zouden rondgezonden hebben
they would have broadcast
Present bijzin tense
rondzend
I broadcast
rondzendt
you broadcast
rondzendt
he/she/it broadcasts
rondzenden
we broadcast
rondzenden
you all broadcast
rondzenden
they broadcast
Past bijzin tense
rondzond
I broadcast
rondzond
you broadcast
rondzond
he/she/it broadcast
rondzonden
we broadcast
rondzonden
you all broadcast
rondzonden
they broadcast
Future bijzin tense
zal rondzenden
I will broadcast
zult rondzenden
you will broadcast
zal rondzenden
he/she/it will broadcast
zullen rondzenden
we will broadcast
zullen rondzenden
you all will broadcast
zullen rondzenden
they will broadcast
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou rondzenden
I would broadcast
zou rondzenden
you would broadcast
zou rondzenden
he/she/it would broadcast
zouden rondzenden
we would broadcast
zouden rondzenden
you all would broadcast
zouden rondzenden
they would broadcast
Subjunctive bijzin mood
rondzende
I broadcast
rondzende
you broadcast
rondzende
he/she/it broadcast
rondzende
we broadcast
rondzende
you all broadcast
rondzende
they broadcast
Du
Ihr
Imperative mood
zend rond
broadcast
zendt ron
broadcast

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

rondzeilen
sail around

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

rojenen
do
ronddarren
do
rondrijden
do
rondsnuffelen
nose about
rondsturen
send round
rondtrekken
roam
rondzeilen
sail around
rondzien
gaze round
ruiken
smell
runnen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'broadcast':

None found.
Learning languages?