Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Roekoeken (to rook earch) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
roekoek
roekoekt
roekoekt
roekoeken
roekoeken
roekoeken
Present perfect tense
heb geroekoekt
hebt geroekoekt
heeft geroekoekt
hebben geroekoekt
hebben geroekoekt
hebben geroekoekt
Past tense
roekoekte
roekoekte
roekoekte
roekoekten
roekoekten
roekoekten
Future tense
zal roekoeken
zult roekoeken
zal roekoeken
zullen roekoeken
zullen roekoeken
zullen roekoeken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou roekoeken
zou roekoeken
zou roekoeken
zouden roekoeken
zouden roekoeken
zouden roekoeken
Subjunctive mood
roekoeke
roekoeke
roekoeke
roekoeke
roekoeke
roekoeke
Past perfect tense
had geroekoekt
had geroekoekt
had geroekoekt
hadden geroekoekt
hadden geroekoekt
hadden geroekoekt
Future perf.
zal geroekoekt hebben
zal geroekoekt hebben
zal geroekoekt hebben
zullen geroekoekt hebben
zullen geroekoekt hebben
zullen geroekoekt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geroekoekt hebben
zou geroekoekt hebben
zou geroekoekt hebben
zouden geroekoekt hebben
zouden geroekoekt hebben
zouden geroekoekt hebben
Du
Ihr
Imperative mood
roekoek
roekoekt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'rook earch':

None found.