Rivaliseren (to compete) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of rivaliseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
rivaliseer
I compete
rivaliseert
you compete
rivaliseert
he/she/it competes
rivaliseren
we compete
rivaliseren
you all compete
rivaliseren
they compete
Present perfect tense
heb gerivaliseerd
I have competed
hebt gerivaliseerd
you have competed
heeft gerivaliseerd
he/she/it has competed
hebben gerivaliseerd
we have competed
hebben gerivaliseerd
you all have competed
hebben gerivaliseerd
they have competed
Past tense
rivaliseerde
I competed
rivaliseerde
you competed
rivaliseerde
he/she/it competed
rivaliseerden
we competed
rivaliseerden
you all competed
rivaliseerden
they competed
Future tense
zal rivaliseren
I will compete
zult rivaliseren
you will compete
zal rivaliseren
he/she/it will compete
zullen rivaliseren
we will compete
zullen rivaliseren
you all will compete
zullen rivaliseren
they will compete
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou rivaliseren
I would compete
zou rivaliseren
you would compete
zou rivaliseren
he/she/it would compete
zouden rivaliseren
we would compete
zouden rivaliseren
you all would compete
zouden rivaliseren
they would compete
Subjunctive mood
rivalisere
I compete
rivalisere
you compete
rivalisere
he/she/it compete
rivalisere
we compete
rivalisere
you all compete
rivalisere
they compete
Past perfect tense
had gerivaliseerd
I had competed
had gerivaliseerd
you had competed
had gerivaliseerd
he/she/it had competed
hadden gerivaliseerd
we had competed
hadden gerivaliseerd
you all had competed
hadden gerivaliseerd
they had competed
Future perf.
zal gerivaliseerd hebben
I will have competed
zal gerivaliseerd hebben
you will have competed
zal gerivaliseerd hebben
he/she/it will have competed
zullen gerivaliseerd hebben
we will have competed
zullen gerivaliseerd hebben
you all will have competed
zullen gerivaliseerd hebben
they will have competed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gerivaliseerd hebben
I would have competed
zou gerivaliseerd hebben
you would have competed
zou gerivaliseerd hebben
he/she/it would have competed
zouden gerivaliseerd hebben
we would have competed
zouden gerivaliseerd hebben
you all would have competed
zouden gerivaliseerd hebben
they would have competed
Du
Ihr
Imperative mood
rivaliseer
compete
rivaliseert
compete

Examples of rivaliseren

Example in DutchTranslation in English
Daarmee kan ik niet rivaliseren.How am I gonna compete with that?
Het voorstellingsvermogen is een complex proces... maar een dolfijn kan niet zonder, wil hij kunnen rivaliseren.Such leaps of imagination are complex computations but a dolphin can't compete without them.
In 'n vakbond die sterk genoeg is om te rivaliseren met de grote firma's... die onze levens controleren.And you form a labor movement that's strong enough to compete against... these powerful companies that are controling our lives.
Kunnen we niet rivaliseren en ze toch zien?- Can't we compete and still see them?
Ze rivaliseren niet meer dan artsen om patiënten.They no more compete than doctors compete for patients.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'compete':

None found.
Learning languages?