Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Revancheren (to vindicate) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
revancheer
revancheert
revancheert
revancheren
revancheren
revancheren
Present perfect tense
heb gerevancheerd
hebt gerevancheerd
heeft gerevancheerd
hebben gerevancheerd
hebben gerevancheerd
hebben gerevancheerd
Past tense
revancheerde
revancheerde
revancheerde
revancheerden
revancheerden
revancheerden
Future tense
zal revancheren
zult revancheren
zal revancheren
zullen revancheren
zullen revancheren
zullen revancheren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou revancheren
zou revancheren
zou revancheren
zouden revancheren
zouden revancheren
zouden revancheren
Subjunctive mood
revanchere
revanchere
revanchere
revanchere
revanchere
revanchere
Past perfect tense
had gerevancheerd
had gerevancheerd
had gerevancheerd
hadden gerevancheerd
hadden gerevancheerd
hadden gerevancheerd
Future perf.
zal gerevancheerd hebben
zal gerevancheerd hebben
zal gerevancheerd hebben
zullen gerevancheerd hebben
zullen gerevancheerd hebben
zullen gerevancheerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gerevancheerd hebben
zou gerevancheerd hebben
zou gerevancheerd hebben
zouden gerevancheerd hebben
zouden gerevancheerd hebben
zouden gerevancheerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
revancheer
revancheert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

rechtmaken
straighten
recombineren
do
relateren
requisition
rembourseren
reimburse
reproduceren
render
rescontreren
do
retarderen
you retard
revalueren
revalue
reveleren
reveal
rijmelen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'vindicate':

None found.