Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Rechtspreken (to judge) conjugation

Dutch
3 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spreek recht
spreekt recht
spreekt recht
spreken recht
spreken recht
spreken recht
Present perfect tense
heb rechtgesproken
hebt rechtgesproken
heeft rechtgesproken
hebben rechtgesproken
hebben rechtgesproken
hebben rechtgesproken
Past tense
sprak recht
sprak recht
sprak recht
spraken recht
spraken recht
spraken recht
Future tense
zal rechtspreken
zult rechtspreken
zal rechtspreken
zullen rechtspreken
zullen rechtspreken
zullen rechtspreken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou rechtspreken
zou rechtspreken
zou rechtspreken
zouden rechtspreken
zouden rechtspreken
zouden rechtspreken
Subjunctive mood
spreke recht
spreke recht
spreke recht
spreke recht
spreke recht
spreke recht
Past perfect tense
had rechtgesproken
had rechtgesproken
had rechtgesproken
hadden rechtgesproken
hadden rechtgesproken
hadden rechtgesproken
Future perf.
zal rechtgesproken hebben
zal rechtgesproken hebben
zal rechtgesproken hebben
zullen rechtgesproken hebben
zullen rechtgesproken hebben
zullen rechtgesproken hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou rechtgesproken hebben
zou rechtgesproken hebben
zou rechtgesproken hebben
zouden rechtgesproken hebben
zouden rechtgesproken hebben
zouden rechtgesproken hebben
Present bijzin tense
rechtspreek
rechtspreekt
rechtspreekt
rechtspreken
rechtspreken
rechtspreken
Past bijzin tense
rechtsprak
rechtsprak
rechtsprak
rechtspraken
rechtspraken
rechtspraken
Future bijzin tense
zal rechtspreken
zult rechtspreken
zal rechtspreken
zullen rechtspreken
zullen rechtspreken
zullen rechtspreken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou rechtspreken
zou rechtspreken
zou rechtspreken
zouden rechtspreken
zouden rechtspreken
zouden rechtspreken
Subjunctive bijzin mood
rechtspreke
rechtspreke
rechtspreke
rechtspreke
rechtspreke
rechtspreke
Du
Ihr
Imperative mood
spreek recht
spreekt recht

Examples of rechtspreken

Example in DutchTranslation in English
- De rechter zal weldra rechtspreken.- The judge is moving forward.
Jij zult rechtspreken en ik zal naast je zitten.You'll sit in judgement, and I'll sit next to you.
Ze spreken recht.They are the judges.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'judge':

None found.