Provoceren (to defy) conjugation

Dutch

Conjugation of provoceren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
provoceer
I defy
provoceert
you defy
provoceert
he/she/it defies
provoceren
we defy
provoceren
you all defy
provoceren
they defy
Present perfect tense
heb geprovoceerd
I have defied
hebt geprovoceerd
you have defied
heeft geprovoceerd
he/she/it has defied
hebben geprovoceerd
we have defied
hebben geprovoceerd
you all have defied
hebben geprovoceerd
they have defied
Past tense
provoceerde
I defied
provoceerde
you defied
provoceerde
he/she/it defied
provoceerden
we defied
provoceerden
you all defied
provoceerden
they defied
Future tense
zal provoceren
I will defy
zult provoceren
you will defy
zal provoceren
he/she/it will defy
zullen provoceren
we will defy
zullen provoceren
you all will defy
zullen provoceren
they will defy
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou provoceren
I would defy
zou provoceren
you would defy
zou provoceren
he/she/it would defy
zouden provoceren
we would defy
zouden provoceren
you all would defy
zouden provoceren
they would defy
Subjunctive mood
provocere
I defy
provocere
you defy
provocere
he/she/it defy
provocere
we defy
provocere
you all defy
provocere
they defy
Past perfect tense
had geprovoceerd
I had defied
had geprovoceerd
you had defied
had geprovoceerd
he/she/it had defied
hadden geprovoceerd
we had defied
hadden geprovoceerd
you all had defied
hadden geprovoceerd
they had defied
Future perf.
zal geprovoceerd hebben
I will have defied
zal geprovoceerd hebben
you will have defied
zal geprovoceerd hebben
he/she/it will have defied
zullen geprovoceerd hebben
we will have defied
zullen geprovoceerd hebben
you all will have defied
zullen geprovoceerd hebben
they will have defied
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geprovoceerd hebben
I would have defied
zou geprovoceerd hebben
you would have defied
zou geprovoceerd hebben
he/she/it would have defied
zouden geprovoceerd hebben
we would have defied
zouden geprovoceerd hebben
you all would have defied
zouden geprovoceerd hebben
they would have defied
Du
Ihr
Imperative mood
provoceer
defy
provoceert
defy

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

produceren
produce

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

pralen
splurge
prenten
imprint
prognosticeren
forecast
proponeren
do
protocolleren
protocol learn
provianderen
victual
pruilen
pout
pureren
puree
raadplegen
consult
raderen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'defy':

None found.
Learning languages?