Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Professen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
profes
profest
profest
professen
professen
professen
Present perfect tense
heb geprofest
hebt geprofest
heeft geprofest
hebben geprofest
hebben geprofest
hebben geprofest
Past tense
profeste
profeste
profeste
profesten
profesten
profesten
Future tense
zal professen
zult professen
zal professen
zullen professen
zullen professen
zullen professen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou professen
zou professen
zou professen
zouden professen
zouden professen
zouden professen
Subjunctive mood
professe
professe
professe
professe
professe
professe
Past perfect tense
had geprofest
had geprofest
had geprofest
hadden geprofest
hadden geprofest
hadden geprofest
Future perf.
zal geprofest hebben
zal geprofest hebben
zal geprofest hebben
zullen geprofest hebben
zullen geprofest hebben
zullen geprofest hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geprofest hebben
zou geprofest hebben
zou geprofest hebben
zouden geprofest hebben
zouden geprofest hebben
zouden geprofest hebben
Du
Ihr
Imperative mood
profes
profest

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.