Proefdraaien (to test run) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of proefdraaien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
draai proef
I test run
draait proef
you test run
draait proef
he/she/it tests run
draaien proef
we test run
draaien proef
you all test run
draaien proef
they test run
Present perfect tense
heb proefgedraaid
I have tested run
hebt proefgedraaid
you have tested run
heeft proefgedraaid
he/she/it has tested run
hebben proefgedraaid
we have tested run
hebben proefgedraaid
you all have tested run
hebben proefgedraaid
they have tested run
Past tense
draaide proef
I tested run
draaide proef
you tested run
draaide proef
he/she/it tested run
draaiden proef
we tested run
draaiden proef
you all tested run
draaiden proef
they tested run
Future tense
zal proefdraaien
I will test run
zult proefdraaien
you will test run
zal proefdraaien
he/she/it will test run
zullen proefdraaien
we will test run
zullen proefdraaien
you all will test run
zullen proefdraaien
they will test run
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou proefdraaien
I would test run
zou proefdraaien
you would test run
zou proefdraaien
he/she/it would test run
zouden proefdraaien
we would test run
zouden proefdraaien
you all would test run
zouden proefdraaien
they would test run
Subjunctive mood
draaie proef
I test run
draaie proef
you test run
draaie proef
he/she/it test run
draaie proef
we test run
draaie proef
you all test run
draaie proef
they test run
Past perfect tense
had proefgedraaid
I had tested run
had proefgedraaid
you had tested run
had proefgedraaid
he/she/it had tested run
hadden proefgedraaid
we had tested run
hadden proefgedraaid
you all had tested run
hadden proefgedraaid
they had tested run
Future perf.
zal proefgedraaid hebben
I will have tested run
zal proefgedraaid hebben
you will have tested run
zal proefgedraaid hebben
he/she/it will have tested run
zullen proefgedraaid hebben
we will have tested run
zullen proefgedraaid hebben
you all will have tested run
zullen proefgedraaid hebben
they will have tested run
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou proefgedraaid hebben
I would have tested run
zou proefgedraaid hebben
you would have tested run
zou proefgedraaid hebben
he/she/it would have tested run
zouden proefgedraaid hebben
we would have tested run
zouden proefgedraaid hebben
you all would have tested run
zouden proefgedraaid hebben
they would have tested run
Present bijzin tense
proefdraai
I test run
proefdraait
you test run
proefdraait
he/she/it tests run
proefdraaien
we test run
proefdraaien
you all test run
proefdraaien
they test run
Past bijzin tense
proefdraaide
I tested run
proefdraaide
you tested run
proefdraaide
he/she/it tested run
proefdraaiden
we tested run
proefdraaiden
you all tested run
proefdraaiden
they tested run
Future bijzin tense
zal proefdraaien
I will test run
zult proefdraaien
you will test run
zal proefdraaien
he/she/it will test run
zullen proefdraaien
we will test run
zullen proefdraaien
you all will test run
zullen proefdraaien
they will test run
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou proefdraaien
I would test run
zou proefdraaien
you would test run
zou proefdraaien
he/she/it would test run
zouden proefdraaien
we would test run
zouden proefdraaien
you all would test run
zouden proefdraaien
they would test run
Subjunctive bijzin mood
proefdraaie
I test run
proefdraaie
you test run
proefdraaie
he/she/it test run
proefdraaie
we test run
proefdraaie
you all test run
proefdraaie
they test run
Du
Ihr
Imperative mood
draai proef
test run
draait proef
test run

Examples of proefdraaien

Example in DutchTranslation in English
Dan doen we een beetje proefdraaien.Let's give it a little test run.
En moet je echt de atmosfeer verversen na elke keer proefdraaien?- Yeah. And do you really need to vent the environment after every test run?
We gaan proefdraaien.We're going to test run.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

plagen
tease
platmaken
flatten
ploeteren
slog
pretenderen
pretend
prijken
pierce
prioriteren
prioritize
produceren
produce
proefvaren
test sail
pronostikeren
do
prutsen
tinker

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'test run':

None found.
Learning languages?