Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Pretenderen (to pretend) conjugation

Dutch
18 examples

Conjugation of pretenderen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pretendeer
I pretend
pretendeert
you pretend
pretendeert
he/she/it pretends
pretenderen
we pretend
pretenderen
you all pretend
pretenderen
they pretend
Present perfect tense
heb gepretendeerd
I have pretended
hebt gepretendeerd
you have pretended
heeft gepretendeerd
he/she/it has pretended
hebben gepretendeerd
we have pretended
hebben gepretendeerd
you all have pretended
hebben gepretendeerd
they have pretended
Past tense
pretendeerde
I pretended
pretendeerde
you pretended
pretendeerde
he/she/it pretended
pretendeerden
we pretended
pretendeerden
you all pretended
pretendeerden
they pretended
Future tense
zal pretenderen
I will pretend
zult pretenderen
you will pretend
zal pretenderen
he/she/it will pretend
zullen pretenderen
we will pretend
zullen pretenderen
you all will pretend
zullen pretenderen
they will pretend
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou pretenderen
I would pretend
zou pretenderen
you would pretend
zou pretenderen
he/she/it would pretend
zouden pretenderen
we would pretend
zouden pretenderen
you all would pretend
zouden pretenderen
they would pretend
Subjunctive mood
pretendere
I pretend
pretendere
you pretend
pretendere
he/she/it pretend
pretendere
we pretend
pretendere
you all pretend
pretendere
they pretend
Past perfect tense
had gepretendeerd
I had pretended
had gepretendeerd
you had pretended
had gepretendeerd
he/she/it had pretended
hadden gepretendeerd
we had pretended
hadden gepretendeerd
you all had pretended
hadden gepretendeerd
they had pretended
Future perf.
zal gepretendeerd hebben
I will have pretended
zal gepretendeerd hebben
you will have pretended
zal gepretendeerd hebben
he/she/it will have pretended
zullen gepretendeerd hebben
we will have pretended
zullen gepretendeerd hebben
you all will have pretended
zullen gepretendeerd hebben
they will have pretended
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepretendeerd hebben
I would have pretended
zou gepretendeerd hebben
you would have pretended
zou gepretendeerd hebben
he/she/it would have pretended
zouden gepretendeerd hebben
we would have pretended
zouden gepretendeerd hebben
you all would have pretended
zouden gepretendeerd hebben
they would have pretended
Du
Ihr
Imperative mood
pretendeer
pretend
pretendeert
pretend

Examples of pretenderen

Example in DutchTranslation in English
'T Eerste is door niets te zeggen en gewoon doorgaan met wat je daarvoor aan 't doen was en pretenderen dat je niets gehoord hebt. Laat de tijd en inertie je bondgenoten zijn.The first is to say nothing and go on merely doing what you were doing before, and pretend that you never heard, allow time and inertia to be your allies.
Al het geld en voorrechten en al het andere wat jullie pretenderen, betekent niets.All the money and privilege and everything else you pretend means nothing.
Daardoor realiseer ik mij dat wij het genegeerd hebben - lopen pretenderen dat er niks aan de hand is.It's made me realise we've been ignoring it - pretending there's nothing going on.
Deze poppenkast gebeurt twee keer per jaar als ze pretenderen politiek correct te zijn.This charade happens twice a year, when they pretend to be PC.
Die Europeanen pretenderen steeds een gewicht te hebben... dat ze al lang kwijt zijn.These Europeans, they're always pretending to have a significance they no longer possess.
Dat is de ene die ik altijd pretendeer te kennen, maar...That's the one I always pretend like I know, but...
Ik drink met mensen die ik leuk vind of pretendeer leuk te vinden, maar ik wil wel graag een van die sigaretten.Well, I only drink with people that I like or I pretend to like, but I will indulge in one of these cigarettes.
Ik pretendeer niet dat de Wilhelm's relatie met Gunter makkelijk was.I don't pretend that Wilhelm's relationship with Gunter was easy.
Ik pretendeer niet dat ik de helft ervan af weet.Look, I don't pretend to know the half of it.
Ik pretendeer niet dat ik dit gevecht alleen kan voeren.I do not pretend i can fight this battle alone.
Als, zoals jij denkt, Katherine onze situatie niet accepteert zoals ze pretendeert. Elke fout van jouw kant, zou haar munitie geven om tegen ons te gebruiken.If, as you believe, Katherine is not as accepting of the situation, of us, as she would pretend, any failure on your part would only give her ammunition to use against us.
Conrad was een waardevolle vriend. Maar zijn plannen voor mijn land zijn niet wat hij pretendeert.Conrad was a valued friend, but his designs on my country are not what he pretends.
Ditismijnangst, alsofiknietsben die de hele tijd pretendeert omiemandte zijn, enmoethyperactief hele tijd, zijn gewoonommensengenoegboeien zodatzeniet dat er niets hoeft merkenThis is my fear, as if I am nothing who pretends all the time to be somebody, and has to be hyperactive all the time, just to fascinate people enough so that they don't notice that there is nothing.
Een actrice die pretendeert een hertogin te zijn.The actress who pretends to be a duchess.
En het pretendeert niets anders te zijn dan wat het is.And it doesn't pretendor need to be anything otherthan what it is.
Gedurende zijn hele carrière heeft rechter Andrew Bennet... gepretendeerd rechtvaardigheid na te streven.For his entire career, Judge Andrew Bennet pretended to represent justice.
- Je pretendeerde het te doen.You pretended to do it.
Je pretendeerde met haar te praten en wandelde toen weg.You pretended to talk to her, and then you walked away.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

plengen
shed
poten
plant
prefabriceren
prefabricate
prenten
imprint
presenteren
present
presumeren
do
preutelen
mutter
profaneren
profane
prognosticeren
forecast
prostitueren
prostitute

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'pretend':

None found.