Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Predomineren (to predominate) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
predomineer
predomineert
predomineert
predomineren
predomineren
predomineren
Present perfect tense
heb gepredomineerd
hebt gepredomineerd
heeft gepredomineerd
hebben gepredomineerd
hebben gepredomineerd
hebben gepredomineerd
Past tense
predomineerde
predomineerde
predomineerde
predomineerden
predomineerden
predomineerden
Future tense
zal predomineren
zult predomineren
zal predomineren
zullen predomineren
zullen predomineren
zullen predomineren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou predomineren
zou predomineren
zou predomineren
zouden predomineren
zouden predomineren
zouden predomineren
Subjunctive mood
predominere
predominere
predominere
predominere
predominere
predominere
Past perfect tense
had gepredomineerd
had gepredomineerd
had gepredomineerd
hadden gepredomineerd
hadden gepredomineerd
hadden gepredomineerd
Future perf.
zal gepredomineerd hebben
zal gepredomineerd hebben
zal gepredomineerd hebben
zullen gepredomineerd hebben
zullen gepredomineerd hebben
zullen gepredomineerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepredomineerd hebben
zou gepredomineerd hebben
zou gepredomineerd hebben
zouden gepredomineerd hebben
zouden gepredomineerd hebben
zouden gepredomineerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
predomineer
predomineert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

politoeren
french polishing
praaien
speak
preadviseren
do
prediken
preach
predisponeren
predispose
prefabriceren
prefabricate
priegelen
do
prioriteren
prioritize
professen
do
profiteren
profit

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'predominate':

None found.