Personifiëren (to personify) conjugation

Dutch

Conjugation of eiti

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
personifieer
I personify
personifieert
you personify
personifieert
he/she/it personifies
personifiëren
we personify
personifiëren
you all personify
personifiëren
they personify
Present perfect tense
heb gepersonifieerd
I have personified
hebt gepersonifieerd
you have personified
heeft gepersonifieerd
he/she/it has personified
hebben gepersonifieerd
we have personified
hebben gepersonifieerd
you all have personified
hebben gepersonifieerd
they have personified
Past tense
personifieerde
I personified
personifieerde
you personified
personifieerde
he/she/it personified
personifieerden
we personified
personifieerden
you all personified
personifieerden
they personified
Future tense
zal personifiëren
I will personify
zult personifiëren
you will personify
zal personifiëren
he/she/it will personify
zullen personifiëren
we will personify
zullen personifiëren
you all will personify
zullen personifiëren
they will personify
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou personifiëren
I would personify
zou personifiëren
you would personify
zou personifiëren
he/she/it would personify
zouden personifiëren
we would personify
zouden personifiëren
you all would personify
zouden personifiëren
they would personify
Subjunctive mood
personifiëre
I personify
personifiëre
you personify
personifiëre
he/she/it personify
personifiëre
we personify
personifiëre
you all personify
personifiëre
they personify
Past perfect tense
had gepersonifieerd
I had personified
had gepersonifieerd
you had personified
had gepersonifieerd
he/she/it had personified
hadden gepersonifieerd
we had personified
hadden gepersonifieerd
you all had personified
hadden gepersonifieerd
they had personified
Future perf.
zal gepersonifieerd hebben
I will have personified
zal gepersonifieerd hebben
you will have personified
zal gepersonifieerd hebben
he/she/it will have personified
zullen gepersonifieerd hebben
we will have personified
zullen gepersonifieerd hebben
you all will have personified
zullen gepersonifieerd hebben
they will have personified
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepersonifieerd hebben
I would have personified
zou gepersonifieerd hebben
you would have personified
zou gepersonifieerd hebben
he/she/it would have personified
zouden gepersonifieerd hebben
we would have personified
zouden gepersonifieerd hebben
you all would have personified
zouden gepersonifieerd hebben
they would have personified
Du
Ihr
Imperative mood
personifieer
personify
personifieert
personify

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'personify':

None found.
Learning languages?