Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Penaliseren (to peel) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
penaliseer
penaliseert
penaliseert
penaliseren
penaliseren
penaliseren
Present perfect tense
heb gepenaliseerd
hebt gepenaliseerd
heeft gepenaliseerd
hebben gepenaliseerd
hebben gepenaliseerd
hebben gepenaliseerd
Past tense
penaliseerde
penaliseerde
penaliseerde
penaliseerden
penaliseerden
penaliseerden
Future tense
zal penaliseren
zult penaliseren
zal penaliseren
zullen penaliseren
zullen penaliseren
zullen penaliseren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou penaliseren
zou penaliseren
zou penaliseren
zouden penaliseren
zouden penaliseren
zouden penaliseren
Subjunctive mood
penalisere
penalisere
penalisere
penalisere
penalisere
penalisere
Past perfect tense
had gepenaliseerd
had gepenaliseerd
had gepenaliseerd
hadden gepenaliseerd
hadden gepenaliseerd
hadden gepenaliseerd
Future perf.
zal gepenaliseerd hebben
zal gepenaliseerd hebben
zal gepenaliseerd hebben
zullen gepenaliseerd hebben
zullen gepenaliseerd hebben
zullen gepenaliseerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepenaliseerd hebben
zou gepenaliseerd hebben
zou gepenaliseerd hebben
zouden gepenaliseerd hebben
zouden gepenaliseerd hebben
zouden gepenaliseerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
penaliseer
penaliseert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

kanaliseren
canalize

Similar but longer

depenaliseren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'peel':

None found.