Parfumeren (to perfume) conjugation

Dutch
10 examples

Conjugation of parfumeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
parfumeer
I perfume
parfumeert
you perfume
parfumeert
he/she/it perfumes
parfumeren
we perfume
parfumeren
you all perfume
parfumeren
they perfume
Present perfect tense
heb geparfumeerd
I have perfumed
hebt geparfumeerd
you have perfumed
heeft geparfumeerd
he/she/it has perfumed
hebben geparfumeerd
we have perfumed
hebben geparfumeerd
you all have perfumed
hebben geparfumeerd
they have perfumed
Past tense
parfumeerde
I perfumed
parfumeerde
you perfumed
parfumeerde
he/she/it perfumed
parfumeerden
we perfumed
parfumeerden
you all perfumed
parfumeerden
they perfumed
Future tense
zal parfumeren
I will perfume
zult parfumeren
you will perfume
zal parfumeren
he/she/it will perfume
zullen parfumeren
we will perfume
zullen parfumeren
you all will perfume
zullen parfumeren
they will perfume
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou parfumeren
I would perfume
zou parfumeren
you would perfume
zou parfumeren
he/she/it would perfume
zouden parfumeren
we would perfume
zouden parfumeren
you all would perfume
zouden parfumeren
they would perfume
Subjunctive mood
parfumere
I perfume
parfumere
you perfume
parfumere
he/she/it perfume
parfumere
we perfume
parfumere
you all perfume
parfumere
they perfume
Past perfect tense
had geparfumeerd
I had perfumed
had geparfumeerd
you had perfumed
had geparfumeerd
he/she/it had perfumed
hadden geparfumeerd
we had perfumed
hadden geparfumeerd
you all had perfumed
hadden geparfumeerd
they had perfumed
Future perf.
zal geparfumeerd hebben
I will have perfumed
zal geparfumeerd hebben
you will have perfumed
zal geparfumeerd hebben
he/she/it will have perfumed
zullen geparfumeerd hebben
we will have perfumed
zullen geparfumeerd hebben
you all will have perfumed
zullen geparfumeerd hebben
they will have perfumed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geparfumeerd hebben
I would have perfumed
zou geparfumeerd hebben
you would have perfumed
zou geparfumeerd hebben
he/she/it would have perfumed
zouden geparfumeerd hebben
we would have perfumed
zouden geparfumeerd hebben
you all would have perfumed
zouden geparfumeerd hebben
they would have perfumed
Du
Ihr
Imperative mood
parfumeer
perfume
parfumeert
perfume

Examples of parfumeren

Example in DutchTranslation in English
"In mijn kamer. Om ze te parfumeren.""In my bedroom, to perfume it."
Ga haar baden en parfumeren, en breng haar naar m'n kamer.Have her bathed and perfumed and taken to my chambers !
In Parijs, dragen de meisjes verf op hun gezichten... zoals poppen, dragen ze korsetten die zorgen dat hun tieten uitpuilen... en het beste argument is dat ze hun flamoesjes parfumeren... zodat ze naar seringen ruikt.In Paris, the missles paint their faces like dolls, wear bodices, make their teats spill out, and the clincer is, they perfume their quim to smell just like lilac.
Ik parfumeer m'n pion.I put perfume on my pawn.
Het parfumeert de sappen.It perfumes the juices.
Denk het niet, hij is geparfumeerd.Doubtful. It's perfumed.
Een geparfumeerd, zacht middel tot een fysiologisch doel.I'd found most women quite boring-- a perfumed and pillowy means to a physiological end.
Heerlijk zacht en geparfumeerd.So soft, and curly and perfumed.
Het licht is flatterend, de lucht geparfumeerd, en niets verandert er ooit.The light is flattering, the air is perfumed, and nothing ever changes.
Hij is geparfumeerd...This letter is perfumed...

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'perfume':

None found.
Learning languages?