Parachuteren (to poultice) conjugation

Dutch

Conjugation of parachuteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
parachuteer
I poultice
parachuteert
you poultice
parachuteert
he/she/it poultices
parachuteren
we poultice
parachuteren
you all poultice
parachuteren
they poultice
Present perfect tense
heb geparachuteerd
I have poulticed
hebt geparachuteerd
you have poulticed
heeft geparachuteerd
he/she/it has poulticed
hebben geparachuteerd
we have poulticed
hebben geparachuteerd
you all have poulticed
hebben geparachuteerd
they have poulticed
Past tense
parachuteerde
I poulticed
parachuteerde
you poulticed
parachuteerde
he/she/it poulticed
parachuteerden
we poulticed
parachuteerden
you all poulticed
parachuteerden
they poulticed
Future tense
zal parachuteren
I will poultice
zult parachuteren
you will poultice
zal parachuteren
he/she/it will poultice
zullen parachuteren
we will poultice
zullen parachuteren
you all will poultice
zullen parachuteren
they will poultice
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou parachuteren
I would poultice
zou parachuteren
you would poultice
zou parachuteren
he/she/it would poultice
zouden parachuteren
we would poultice
zouden parachuteren
you all would poultice
zouden parachuteren
they would poultice
Subjunctive mood
parachutere
I poultice
parachutere
you poultice
parachutere
he/she/it poultice
parachutere
we poultice
parachutere
you all poultice
parachutere
they poultice
Past perfect tense
had geparachuteerd
I had poulticed
had geparachuteerd
you had poulticed
had geparachuteerd
he/she/it had poulticed
hadden geparachuteerd
we had poulticed
hadden geparachuteerd
you all had poulticed
hadden geparachuteerd
they had poulticed
Future perf.
zal geparachuteerd hebben
I will have poulticed
zal geparachuteerd hebben
you will have poulticed
zal geparachuteerd hebben
he/she/it will have poulticed
zullen geparachuteerd hebben
we will have poulticed
zullen geparachuteerd hebben
you all will have poulticed
zullen geparachuteerd hebben
they will have poulticed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geparachuteerd hebben
I would have poulticed
zou geparachuteerd hebben
you would have poulticed
zou geparachuteerd hebben
he/she/it would have poulticed
zouden geparachuteerd hebben
we would have poulticed
zouden geparachuteerd hebben
you all would have poulticed
zouden geparachuteerd hebben
they would have poulticed
Du
Ihr
Imperative mood
parachuteer
poultice
parachuteert
poultice

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

overkomen
happen
overtreffen
exceed
overvliegen
fly over
overzien
oversee
paaldansen
pole dancing
paneren
bread
pappen
poultice
paraderen
parade
partijtrekken
party draw
pasporteren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'poultice':

None found.
Learning languages?