Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Pagaaien (to paddle) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pagaai
pagaait
pagaait
pagaaien
pagaaien
pagaaien
Present perfect tense
heb gepagaaid
hebt gepagaaid
heeft gepagaaid
hebben gepagaaid
hebben gepagaaid
hebben gepagaaid
Past tense
pagaaide
pagaaide
pagaaide
pagaaiden
pagaaiden
pagaaiden
Future tense
zal pagaaien
zult pagaaien
zal pagaaien
zullen pagaaien
zullen pagaaien
zullen pagaaien
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou pagaaien
zou pagaaien
zou pagaaien
zouden pagaaien
zouden pagaaien
zouden pagaaien
Subjunctive mood
pagaaie
pagaaie
pagaaie
pagaaie
pagaaie
pagaaie
Past perfect tense
had gepagaaid
had gepagaaid
had gepagaaid
hadden gepagaaid
hadden gepagaaid
hadden gepagaaid
Future perf.
zal gepagaaid hebben
zal gepagaaid hebben
zal gepagaaid hebben
zullen gepagaaid hebben
zullen gepagaaid hebben
zullen gepagaaid hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepagaaid hebben
zou gepagaaid hebben
zou gepagaaid hebben
zouden gepagaaid hebben
zouden gepagaaid hebben
zouden gepagaaid hebben
Du
Ihr
Imperative mood
pagaai
pagaait

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'paddle':

None found.