Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Oriënteren (to orient) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
oriënteer
oriënteert
oriënteert
oriënteren
oriënteren
oriënteren
Present perfect tense
heb georiënteerd
hebt georiënteerd
heeft georiënteerd
hebben georiënteerd
hebben georiënteerd
hebben georiënteerd
Past tense
oriënteerde
oriënteerde
oriënteerde
oriënteerden
oriënteerden
oriënteerden
Future tense
zal oriënteren
zult oriënteren
zal oriënteren
zullen oriënteren
zullen oriënteren
zullen oriënteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou oriënteren
zou oriënteren
zou oriënteren
zouden oriënteren
zouden oriënteren
zouden oriënteren
Subjunctive mood
oriëntere
oriëntere
oriëntere
oriëntere
oriëntere
oriëntere
Past perfect tense
had georiënteerd
had georiënteerd
had georiënteerd
hadden georiënteerd
hadden georiënteerd
hadden georiënteerd
Future perf.
zal georiënteerd hebben
zal georiënteerd hebben
zal georiënteerd hebben
zullen georiënteerd hebben
zullen georiënteerd hebben
zullen georiënteerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou georiënteerd hebben
zou georiënteerd hebben
zou georiënteerd hebben
zouden georiënteerd hebben
zouden georiënteerd hebben
zouden georiënteerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
oriënteer
oriënteert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

opspuiten
spirt
optrommelen
enlist
opwandelen
do
opzetten
swell
opzwoegen
do
organiseren
organize
orkestreren
orchestrate
overeenbrengen
reconcile with
overhandigen
hand over
overheersen
dominate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'orient':

None found.