Opslibben (to silt) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of opslibben

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
slib op
I silt
slibt op
you silt
slibt op
he/she/it silts
slibben op
we silt
slibben op
you all silt
slibben op
they silt
Present perfect tense
ben opgeslibd
I have silted
bent opgeslibd
you have silted
is opgeslibd
he/she/it has silted
zijn opgeslibd
we have silted
zijn opgeslibd
you all have silted
zijn opgeslibd
they have silted
Past tense
slibde op
I silted
slibde op
you silted
slibde op
he/she/it silted
slibden op
we silted
slibden op
you all silted
slibden op
they silted
Future tense
zal opslibben
I will silt
zult opslibben
you will silt
zal opslibben
he/she/it will silt
zullen opslibben
we will silt
zullen opslibben
you all will silt
zullen opslibben
they will silt
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opslibben
I would silt
zou opslibben
you would silt
zou opslibben
he/she/it would silt
zouden opslibben
we would silt
zouden opslibben
you all would silt
zouden opslibben
they would silt
Subjunctive mood
slibbe op
I silt
slibbe op
you silt
slibbe op
he/she/it silt
slibbe op
we silt
slibbe op
you all silt
slibbe op
they silt
Past perfect tense
was opgeslibd
I had silted
was opgeslibd
you had silted
was opgeslibd
he/she/it had silted
waren opgeslibd
we had silted
waren opgeslibd
you all had silted
waren opgeslibd
they had silted
Future perf.
zal opgeslibd zijn
I will have silted
zal opgeslibd zijn
you will have silted
zal opgeslibd zijn
he/she/it will have silted
zullen opgeslibd zijn
we will have silted
zullen opgeslibd zijn
you all will have silted
zullen opgeslibd zijn
they will have silted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgeslibd zijn
I would have silted
zou opgeslibd zijn
you would have silted
zou opgeslibd zijn
he/she/it would have silted
zouden opgeslibd zijn
we would have silted
zouden opgeslibd zijn
you all would have silted
zouden opgeslibd zijn
they would have silted
Present bijzin tense
opslib
I silt
opslibt
you silt
opslibt
he/she/it silts
opslibben
we silt
opslibben
you all silt
opslibben
they silt
Past bijzin tense
opslibde
I silted
opslibde
you silted
opslibde
he/she/it silted
opslibden
we silted
opslibden
you all silted
opslibden
they silted
Future bijzin tense
zal opslibben
I will silt
zult opslibben
you will silt
zal opslibben
he/she/it will silt
zullen opslibben
we will silt
zullen opslibben
you all will silt
zullen opslibben
they will silt
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opslibben
I would silt
zou opslibben
you would silt
zou opslibben
he/she/it would silt
zouden opslibben
we would silt
zouden opslibben
you all would silt
zouden opslibben
they would silt
Subjunctive bijzin mood
opslibbe
I silt
opslibbe
you silt
opslibbe
he/she/it silt
opslibbe
we silt
opslibbe
you all silt
opslibbe
they silt
Du
Ihr
Imperative mood
slib op
silt
slibt op
silt

Examples of opslibben

Example in DutchTranslation in English
Als ze stierven, werden ze begraven onder het slib op de bodem.When these creatures died, they sank to the bottom and were buried in the silt.
Door hard met z'n staart te slaan, woelt deze dolfijn het slib op.By beating its tail down hard, this dolphin stirs up the shallow silt.
En slib op te woelen.- Kicking up silt.
Het slib op de bodem is als lijm.The silt on the bottom is like glue.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afslibben
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

opgooien
toss
opknippen
chop up
opmonteren
cheer up
opruwen
roughen
opscheppen
serve
opschroeven
screw up
opsleuren
do
opslobberen
slobber
opstappen
step
opstomen
steam

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'silt':

None found.
Learning languages?