Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

oplepelen

to peddle

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of oplepelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
lepel op
I peddle
lepelt op
you peddle
lepelt op
he/she/it peddles
lepelen op
we peddle
lepelen op
you all peddle
lepelen op
they peddle
Present perfect tense
heb opgelepeld
I have peddled
hebt opgelepeld
you have peddled
heeft opgelepeld
he/she/it has peddled
hebben opgelepeld
we have peddled
hebben opgelepeld
you all have peddled
hebben opgelepeld
they have peddled
Past tense
lepelde op
I peddled
lepelde op
you peddled
lepelde op
he/she/it peddled
lepelden op
we peddled
lepelden op
you all peddled
lepelden op
they peddled
Future tense
zal oplepelen
I will peddle
zult oplepelen
you will peddle
zal oplepelen
he/she/it will peddle
zullen oplepelen
we will peddle
zullen oplepelen
you all will peddle
zullen oplepelen
they will peddle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou oplepelen
I would peddle
zou oplepelen
you would peddle
zou oplepelen
he/she/it would peddle
zouden oplepelen
we would peddle
zouden oplepelen
you all would peddle
zouden oplepelen
they would peddle
Subjunctive mood
lepele op
I peddle
lepele op
you peddle
lepele op
he/she/it peddle
lepele op
we peddle
lepele op
you all peddle
lepele op
they peddle
Past perfect tense
had opgelepeld
I had peddled
had opgelepeld
you had peddled
had opgelepeld
he/she/it had peddled
hadden opgelepeld
we had peddled
hadden opgelepeld
you all had peddled
hadden opgelepeld
they had peddled
Future perf.
zal opgelepeld hebben
I will have peddled
zal opgelepeld hebben
you will have peddled
zal opgelepeld hebben
he/she/it will have peddled
zullen opgelepeld hebben
we will have peddled
zullen opgelepeld hebben
you all will have peddled
zullen opgelepeld hebben
they will have peddled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgelepeld hebben
I would have peddled
zou opgelepeld hebben
you would have peddled
zou opgelepeld hebben
he/she/it would have peddled
zouden opgelepeld hebben
we would have peddled
zouden opgelepeld hebben
you all would have peddled
zouden opgelepeld hebben
they would have peddled
Present bijzin tense
oplepel
I peddle
oplepelt
you peddle
oplepelt
he/she/it peddles
oplepelen
we peddle
oplepelen
you all peddle
oplepelen
they peddle
Past bijzin tense
oplepelde
I peddled
oplepelde
you peddled
oplepelde
he/she/it peddled
oplepelden
we peddled
oplepelden
you all peddled
oplepelden
they peddled
Future bijzin tense
zal oplepelen
I will peddle
zult oplepelen
you will peddle
zal oplepelen
he/she/it will peddle
zullen oplepelen
we will peddle
zullen oplepelen
you all will peddle
zullen oplepelen
they will peddle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou oplepelen
I would peddle
zou oplepelen
you would peddle
zou oplepelen
he/she/it would peddle
zouden oplepelen
we would peddle
zouden oplepelen
you all would peddle
zouden oplepelen
they would peddle
Subjunctive bijzin mood
oplepele
I peddle
oplepele
you peddle
oplepele
he/she/it peddle
oplepele
we peddle
oplepele
you all peddle
oplepele
they peddle
Du
Ihr
Imperative mood
lepel op
peddle
lepelt op
peddle

Further details about this page

LOCATION