Openstellen (to be open) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of openstellen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
stel open
I am open
stelt open
you are open
stelt open
he/she/it is open
stellen open
we are open
stellen open
you all are open
stellen open
they are open
Present perfect tense
heb opengesteld
I have been open
hebt opengesteld
you have been open
heeft opengesteld
he/she/it has been open
hebben opengesteld
we have been open
hebben opengesteld
you all have been open
hebben opengesteld
they have been open
Past tense
stelde open
I was open
stelde open
you were open
stelde open
he/she/it was open
stelden open
we were open
stelden open
you all were open
stelden open
they were open
Future tense
zal openstellen
I will be open
zult openstellen
you will be open
zal openstellen
he/she/it will be open
zullen openstellen
we will be open
zullen openstellen
you all will be open
zullen openstellen
they will be open
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou openstellen
I would be open
zou openstellen
you would be open
zou openstellen
he/she/it would be open
zouden openstellen
we would be open
zouden openstellen
you all would be open
zouden openstellen
they would be open
Subjunctive mood
stelle open
I am open
stelle open
you are open
stelle open
he/she/it be open
stelle open
we are open
stelle open
you all are open
stelle open
they are open
Past perfect tense
had opengesteld
I had been open
had opengesteld
you had been open
had opengesteld
he/she/it had been open
hadden opengesteld
we had been open
hadden opengesteld
you all had been open
hadden opengesteld
they had been open
Future perf.
zal opengesteld hebben
I will have been open
zal opengesteld hebben
you will have been open
zal opengesteld hebben
he/she/it will have been open
zullen opengesteld hebben
we will have been open
zullen opengesteld hebben
you all will have been open
zullen opengesteld hebben
they will have been open
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opengesteld hebben
I would have been open
zou opengesteld hebben
you would have been open
zou opengesteld hebben
he/she/it would have been open
zouden opengesteld hebben
we would have been open
zouden opengesteld hebben
you all would have been open
zouden opengesteld hebben
they would have been open
Present bijzin tense
openstel
I am open
openstelt
you are open
openstelt
he/she/it is open
openstellen
we are open
openstellen
you all are open
openstellen
they are open
Past bijzin tense
openstelde
I was open
openstelde
you were open
openstelde
he/she/it was open
openstelden
we were open
openstelden
you all were open
openstelden
they were open
Future bijzin tense
zal openstellen
I will be open
zult openstellen
you will be open
zal openstellen
he/she/it will be open
zullen openstellen
we will be open
zullen openstellen
you all will be open
zullen openstellen
they will be open
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou openstellen
I would be open
zou openstellen
you would be open
zou openstellen
he/she/it would be open
zouden openstellen
we would be open
zouden openstellen
you all would be open
zouden openstellen
they would be open
Subjunctive bijzin mood
openstelle
I am open
openstelle
you are open
openstelle
he/she/it be open
openstelle
we are open
openstelle
you all are open
openstelle
they are open
Du
Ihr
Imperative mood
stel open
be open
stelt open
be open

Examples of openstellen

Example in DutchTranslation in English
Ik wil dat we onszelf openstellen voor de liefde van elkaar hoe het ook zal zijn.I want us to be open, to love each other... however it's going to be.
Misschien dat zich openstellen had kunnen helpen begrijpen wie hij was. Wat met jou?So maybe opening up could've helped him understand who he was.
Je hebt je niet veel opengesteld.You haven't been opening up much.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

opbollen
compete
opbomen
beam
opborrelen
bubble up
opdokken
loosen up
opdreunen
chant
opensnijden
cut
openstaan
be open
opentrappen
open staircases
openvouwen
do
opjutten
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'be open':

None found.
Learning languages?