Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Openhouden (to hold open) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of openhouden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
hou open
I hold open
houdt open
you hold open
houdt open
he/she/it holds open
houden open
we hold open
houden open
you all hold open
houden open
they hold open
Present perfect tense
heb opengehouden
I have held open
hebt opengehouden
you have held open
heeft opengehouden
he/she/it has held open
hebben opengehouden
we have held open
hebben opengehouden
you all have held open
hebben opengehouden
they have held open
Past tense
hield open
I held open
hield open
you held open
hield open
he/she/it held open
hielden open
we held open
hielden open
you all held open
hielden open
they held open
Future tense
zal openhouden
I will hold open
zult openhouden
you will hold open
zal openhouden
he/she/it will hold open
zullen openhouden
we will hold open
zullen openhouden
you all will hold open
zullen openhouden
they will hold open
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou openhouden
I would hold open
zou openhouden
you would hold open
zou openhouden
he/she/it would hold open
zouden openhouden
we would hold open
zouden openhouden
you all would hold open
zouden openhouden
they would hold open
Subjunctive mood
houde open
I hold open
houde open
you hold open
houde open
he/she/it hold open
houde open
we hold open
houde open
you all hold open
houde open
they hold open
Past perfect tense
had opengehouden
I had held open
had opengehouden
you had held open
had opengehouden
he/she/it had held open
hadden opengehouden
we had held open
hadden opengehouden
you all had held open
hadden opengehouden
they had held open
Future perf.
zal opengehouden hebben
I will have held open
zal opengehouden hebben
you will have held open
zal opengehouden hebben
he/she/it will have held open
zullen opengehouden hebben
we will have held open
zullen opengehouden hebben
you all will have held open
zullen opengehouden hebben
they will have held open
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opengehouden hebben
I would have held open
zou opengehouden hebben
you would have held open
zou opengehouden hebben
he/she/it would have held open
zouden opengehouden hebben
we would have held open
zouden opengehouden hebben
you all would have held open
zouden opengehouden hebben
they would have held open
Present bijzin tense
openhou
I hold open
openhoudt
you hold open
openhoudt
he/she/it holds open
openhouden
we hold open
openhouden
you all hold open
openhouden
they hold open
Past bijzin tense
openhield
I held open
openhield
you held open
openhield
he/she/it held open
openhielden
we held open
openhielden
you all held open
openhielden
they held open
Future bijzin tense
zal openhouden
I will hold open
zult openhouden
you will hold open
zal openhouden
he/she/it will hold open
zullen openhouden
we will hold open
zullen openhouden
you all will hold open
zullen openhouden
they will hold open
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou openhouden
I would hold open
zou openhouden
you would hold open
zou openhouden
he/she/it would hold open
zouden openhouden
we would hold open
zouden openhouden
you all would hold open
zouden openhouden
they would hold open
Subjunctive bijzin mood
openhoude
I hold open
openhoude
you hold open
openhoude
he/she/it hold open
openhoude
we hold open
openhoude
you all hold open
openhoude
they hold open
Du
Ihr
Imperative mood
hou open
hold open
houdt open
hold open

Examples of openhouden

Example in DutchTranslation in English
Hij heeft een deur voor me opengehouden.He's held open a door for me.
Nu, glee-club hield open audities.Now, glee club held open auditions.
Ik wil dat je de borstkas voor me openhoudt.Just gonna need you to hold open this chest cavity for me. Oh. Wow.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

ontslapen
sleep
opblijven
stay up
opbreken
do
opdrinken
drink
opduiken
emerge
opendraaien
unstop
openhangen
open hang
openknippen
cut open
opflitsen
do
opgebruiken
use up

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'hold open':

None found.