Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Openbreken (to burst) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
breek open
breekt open
breekt open
breken open
breken open
breken open
Present perfect tense
heb opengebroken
hebt opengebroken
heeft opengebroken
hebben opengebroken
hebben opengebroken
hebben opengebroken
Past tense
brak open
brak open
brak open
braken open
braken open
braken open
Future tense
zal openbreken
zult openbreken
zal openbreken
zullen openbreken
zullen openbreken
zullen openbreken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou openbreken
zou openbreken
zou openbreken
zouden openbreken
zouden openbreken
zouden openbreken
Subjunctive mood
breke open
breke open
breke open
breke open
breke open
breke open
Past perfect tense
had opengebroken
had opengebroken
had opengebroken
hadden opengebroken
hadden opengebroken
hadden opengebroken
Future perf.
zal opengebroken hebben
zal opengebroken hebben
zal opengebroken hebben
zullen opengebroken hebben
zullen opengebroken hebben
zullen opengebroken hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opengebroken hebben
zou opengebroken hebben
zou opengebroken hebben
zouden opengebroken hebben
zouden opengebroken hebben
zouden opengebroken hebben
Present bijzin tense
openbreek
openbreekt
openbreekt
openbreken
openbreken
openbreken
Past bijzin tense
openbrak
openbrak
openbrak
openbraken
openbraken
openbraken
Future bijzin tense
zal openbreken
zult openbreken
zal openbreken
zullen openbreken
zullen openbreken
zullen openbreken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou openbreken
zou openbreken
zou openbreken
zouden openbreken
zouden openbreken
zouden openbreken
Subjunctive bijzin mood
openbreke
openbreke
openbreke
openbreke
openbreke
openbreke
Du
Ihr
Imperative mood
breek open
breekt open

Examples of openbreken

Example in DutchTranslation in English
De vissen blijven bij elkaar, de dolfijnen moeten hun verdediging openbreken.They use loud calls and bursts of bubbles to help drive them. (Whistling and chattering)

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

ontwinden
unwind
opdonderen
get lost
opdraven
emerge
opeenklemmen
clench
openblijven
stay open
openbuigen
open bow
opengaan
open
opensnijden
cut
operationaliseren
operationalize
opeten
eat

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'burst':

None found.