Opbiechten (to cheer) conjugation

Dutch

Conjugation of opbiechten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
biecht op
I cheer
biecht op
you cheer
biecht op
he/she/it cheers
biechten op
we cheer
biechten op
you all cheer
biechten op
they cheer
Present perfect tense
heb opgebiecht
I have cheered
hebt opgebiecht
you have cheered
heeft opgebiecht
he/she/it has cheered
hebben opgebiecht
we have cheered
hebben opgebiecht
you all have cheered
hebben opgebiecht
they have cheered
Past tense
biechtte op
I cheered
biechtte op
you cheered
biechtte op
he/she/it cheered
biechtten op
we cheered
biechtten op
you all cheered
biechtten op
they cheered
Future tense
zal opbiechten
I will cheer
zult opbiechten
you will cheer
zal opbiechten
he/she/it will cheer
zullen opbiechten
we will cheer
zullen opbiechten
you all will cheer
zullen opbiechten
they will cheer
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opbiechten
I would cheer
zou opbiechten
you would cheer
zou opbiechten
he/she/it would cheer
zouden opbiechten
we would cheer
zouden opbiechten
you all would cheer
zouden opbiechten
they would cheer
Subjunctive mood
biechte op
I cheer
biechte op
you cheer
biechte op
he/she/it cheer
biechte op
we cheer
biechte op
you all cheer
biechte op
they cheer
Past perfect tense
had opgebiecht
I had cheered
had opgebiecht
you had cheered
had opgebiecht
he/she/it had cheered
hadden opgebiecht
we had cheered
hadden opgebiecht
you all had cheered
hadden opgebiecht
they had cheered
Future perf.
zal opgebiecht hebben
I will have cheered
zal opgebiecht hebben
you will have cheered
zal opgebiecht hebben
he/she/it will have cheered
zullen opgebiecht hebben
we will have cheered
zullen opgebiecht hebben
you all will have cheered
zullen opgebiecht hebben
they will have cheered
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgebiecht hebben
I would have cheered
zou opgebiecht hebben
you would have cheered
zou opgebiecht hebben
he/she/it would have cheered
zouden opgebiecht hebben
we would have cheered
zouden opgebiecht hebben
you all would have cheered
zouden opgebiecht hebben
they would have cheered
Present bijzin tense
opbiecht
I cheer
opbiecht
you cheer
opbiecht
he/she/it cheers
opbiechten
we cheer
opbiechten
you all cheer
opbiechten
they cheer
Past bijzin tense
opbiechtte
I cheered
opbiechtte
you cheered
opbiechtte
he/she/it cheered
opbiechtten
we cheered
opbiechtten
you all cheered
opbiechtten
they cheered
Future bijzin tense
zal opbiechten
I will cheer
zult opbiechten
you will cheer
zal opbiechten
he/she/it will cheer
zullen opbiechten
we will cheer
zullen opbiechten
you all will cheer
zullen opbiechten
they will cheer
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opbiechten
I would cheer
zou opbiechten
you would cheer
zou opbiechten
he/she/it would cheer
zouden opbiechten
we would cheer
zouden opbiechten
you all would cheer
zouden opbiechten
they would cheer
Subjunctive bijzin mood
opbiechte
I cheer
opbiechte
you cheer
opbiechte
he/she/it cheer
opbiechte
we cheer
opbiechte
you all cheer
opbiechte
they cheer
Du
Ihr
Imperative mood
biecht op
cheer
biecht op
cheer

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

ontstijgen
transcend
ontwellen
do
ontzilten
desalinate
ontzinken
sink away
onweren
thunder
opbeuren
cheer
opbieden
make a higher bid
opbleken
lead to whitening
opdienen
serve
opduiken
emerge

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'cheer':

None found.
Learning languages?