Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Onttakelen (to do) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
onttakel
onttakelt
onttakelt
onttakelen
onttakelen
onttakelen
Present perfect tense
heb onttakeld
hebt onttakeld
heeft onttakeld
hebben onttakeld
hebben onttakeld
hebben onttakeld
Past tense
onttakelde
onttakelde
onttakelde
onttakelden
onttakelden
onttakelden
Future tense
zal onttakelen
zult onttakelen
zal onttakelen
zullen onttakelen
zullen onttakelen
zullen onttakelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou onttakelen
zou onttakelen
zou onttakelen
zouden onttakelen
zouden onttakelen
zouden onttakelen
Subjunctive mood
onttakele
onttakele
onttakele
onttakele
onttakele
onttakele
Past perfect tense
had onttakeld
had onttakeld
had onttakeld
hadden onttakeld
hadden onttakeld
hadden onttakeld
Future perf.
zal onttakeld hebben
zal onttakeld hebben
zal onttakeld hebben
zullen onttakeld hebben
zullen onttakeld hebben
zullen onttakeld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou onttakeld hebben
zou onttakeld hebben
zou onttakeld hebben
zouden onttakeld hebben
zouden onttakeld hebben
zouden onttakeld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
onttakel
onttakelt

Examples of onttakelen

Example in DutchTranslation in English
Ze snapt niet dat ik bezig ben om haar leven te onttakelen... en in kartonnen dozen te stoppen. Dat is mijn probleem.I keep putting off visiting my mum because she doesn't understand I am dismantling her life and packing it into cardboard boxes.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.