Ontsluieren (to unveil) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of ontsluieren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ontsluier
I unveil
ontsluiert
you unveil
ontsluiert
he/she/it unveils
ontsluieren
we unveil
ontsluieren
you all unveil
ontsluieren
they unveil
Present perfect tense
heb ontsluierd
I have unveiled
hebt ontsluierd
you have unveiled
heeft ontsluierd
he/she/it has unveiled
hebben ontsluierd
we have unveiled
hebben ontsluierd
you all have unveiled
hebben ontsluierd
they have unveiled
Past tense
ontsluierde
I unveiled
ontsluierde
you unveiled
ontsluierde
he/she/it unveiled
ontsluierden
we unveiled
ontsluierden
you all unveiled
ontsluierden
they unveiled
Future tense
zal ontsluieren
I will unveil
zult ontsluieren
you will unveil
zal ontsluieren
he/she/it will unveil
zullen ontsluieren
we will unveil
zullen ontsluieren
you all will unveil
zullen ontsluieren
they will unveil
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ontsluieren
I would unveil
zou ontsluieren
you would unveil
zou ontsluieren
he/she/it would unveil
zouden ontsluieren
we would unveil
zouden ontsluieren
you all would unveil
zouden ontsluieren
they would unveil
Subjunctive mood
ontsluiere
I unveil
ontsluiere
you unveil
ontsluiere
he/she/it unveil
ontsluiere
we unveil
ontsluiere
you all unveil
ontsluiere
they unveil
Past perfect tense
had ontsluierd
I had unveiled
had ontsluierd
you had unveiled
had ontsluierd
he/she/it had unveiled
hadden ontsluierd
we had unveiled
hadden ontsluierd
you all had unveiled
hadden ontsluierd
they had unveiled
Future perf.
zal ontsluierd hebben
I will have unveiled
zal ontsluierd hebben
you will have unveiled
zal ontsluierd hebben
he/she/it will have unveiled
zullen ontsluierd hebben
we will have unveiled
zullen ontsluierd hebben
you all will have unveiled
zullen ontsluierd hebben
they will have unveiled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ontsluierd hebben
I would have unveiled
zou ontsluierd hebben
you would have unveiled
zou ontsluierd hebben
he/she/it would have unveiled
zouden ontsluierd hebben
we would have unveiled
zouden ontsluierd hebben
you all would have unveiled
zouden ontsluierd hebben
they would have unveiled
Du
Ihr
Imperative mood
ontsluier
unveil
ontsluiert
unveil

Examples of ontsluieren

Example in DutchTranslation in English
Alsjeblieft, geloof me. Ik word weldra ontsluierd.Please believe, all will be unveiled real soon
Een heldenverhaal van blunders en wanhoop, een verwelkende saga van ontsluierd mysterie, een zwanenzang voor Amerika voor Chaplin opkwam en de kinderen van dageraad onder hoge druk...An epic tale of blunder and despair, a withering saga of mystery unveiled, a swan song to America before Chaplin set sail and the children of dawn in crazy duress...
Een heldenverhaal van blunders en wanhoop, een verwelkende saga van ontsluierd mysterie, een zwanenzang voor Amerika voor Chaplin opkwam of de kinderen van dageraad onder hoge druk ooit naar de rode zon keken zonder zich zorgen te maken over het zich kleden.An epic tale of blunder and despair, a withering saga of mystery unveiled, a swan song to America before Chaplin set sail or the children of dawn in crazy duress ever watched the red sun without bothering to dress.
Maar als de lente vanuit het zuiden optrekt, wordt de taiga ontsluierd.But as spring creeps up from the south the taiga is unveiled.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

ontsluimeren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'unveil':

None found.
Learning languages?