Ontluisteren (to tarnish) conjugation

Dutch

Conjugation of ontluisteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ontluister
I tarnish
ontluistert
you tarnish
ontluistert
he/she/it tarnishes
ontluisteren
we tarnish
ontluisteren
you all tarnish
ontluisteren
they tarnish
Present perfect tense
heb ontluisterd
I have tarnished
hebt ontluisterd
you have tarnished
heeft ontluisterd
he/she/it has tarnished
hebben ontluisterd
we have tarnished
hebben ontluisterd
you all have tarnished
hebben ontluisterd
they have tarnished
Past tense
ontluisterde
I tarnished
ontluisterde
you tarnished
ontluisterde
he/she/it tarnished
ontluisterden
we tarnished
ontluisterden
you all tarnished
ontluisterden
they tarnished
Future tense
zal ontluisteren
I will tarnish
zult ontluisteren
you will tarnish
zal ontluisteren
he/she/it will tarnish
zullen ontluisteren
we will tarnish
zullen ontluisteren
you all will tarnish
zullen ontluisteren
they will tarnish
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ontluisteren
I would tarnish
zou ontluisteren
you would tarnish
zou ontluisteren
he/she/it would tarnish
zouden ontluisteren
we would tarnish
zouden ontluisteren
you all would tarnish
zouden ontluisteren
they would tarnish
Subjunctive mood
ontluistere
I tarnish
ontluistere
you tarnish
ontluistere
he/she/it tarnish
ontluistere
we tarnish
ontluistere
you all tarnish
ontluistere
they tarnish
Past perfect tense
had ontluisterd
I had tarnished
had ontluisterd
you had tarnished
had ontluisterd
he/she/it had tarnished
hadden ontluisterd
we had tarnished
hadden ontluisterd
you all had tarnished
hadden ontluisterd
they had tarnished
Future perf.
zal ontluisterd hebben
I will have tarnished
zal ontluisterd hebben
you will have tarnished
zal ontluisterd hebben
he/she/it will have tarnished
zullen ontluisterd hebben
we will have tarnished
zullen ontluisterd hebben
you all will have tarnished
zullen ontluisterd hebben
they will have tarnished
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ontluisterd hebben
I would have tarnished
zou ontluisterd hebben
you would have tarnished
zou ontluisterd hebben
he/she/it would have tarnished
zouden ontluisterd hebben
we would have tarnished
zouden ontluisterd hebben
you all would have tarnished
zouden ontluisterd hebben
they would have tarnished
Du
Ihr
Imperative mood
ontluister
tarnish
ontluistert
tarnish

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitluisteren
listen watch

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

onderschoren
do
ontgroeien
outgrow
ontheiligen
profane
ontketenen
unchain
ontlenen
borrow
ontluiken
vent
ontluizen
louse
ontraadselen
decipher
ontroeren
move
ontrusten
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'tarnish':

None found.
Learning languages?