Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Ontgelden (to pay for) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ontgeld
ontgeldt
ontgeldt
ontgelden
ontgelden
ontgelden
Present perfect tense
heb ontgolden
hebt ontgolden
heeft ontgolden
hebben ontgolden
hebben ontgolden
hebben ontgolden
Past tense
ontgold
ontgold
ontgold
ontgolden
ontgolden
ontgolden
Future tense
zal ontgelden
zult ontgelden
zal ontgelden
zullen ontgelden
zullen ontgelden
zullen ontgelden
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ontgelden
zou ontgelden
zou ontgelden
zouden ontgelden
zouden ontgelden
zouden ontgelden
Subjunctive mood
ontgelde
ontgelde
ontgelde
ontgelde
ontgelde
ontgelde
Past perfect tense
had ontgolden
had ontgolden
had ontgolden
hadden ontgolden
hadden ontgolden
hadden ontgolden
Future perf.
zal ontgolden hebben
zal ontgolden hebben
zal ontgolden hebben
zullen ontgolden hebben
zullen ontgolden hebben
zullen ontgolden hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ontgolden hebben
zou ontgolden hebben
zou ontgolden hebben
zouden ontgolden hebben
zouden ontgolden hebben
zouden ontgolden hebben
Du
Ihr
Imperative mood
ontgeld
ontgeldt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'pay for':

None found.