Ontboezemen (to unbosom) conjugation

Dutch

Conjugation of ontboezemen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ontboezem
I unbosom
ontboezemt
you unbosom
ontboezemt
he/she/it unbosoms
ontboezemen
we unbosom
ontboezemen
you all unbosom
ontboezemen
they unbosom
Present perfect tense
heb ontboezemd
I have unbosomed
hebt ontboezemd
you have unbosomed
heeft ontboezemd
he/she/it has unbosomed
hebben ontboezemd
we have unbosomed
hebben ontboezemd
you all have unbosomed
hebben ontboezemd
they have unbosomed
Past tense
ontboezemde
I unbosomed
ontboezemde
you unbosomed
ontboezemde
he/she/it unbosomed
ontboezemden
we unbosomed
ontboezemden
you all unbosomed
ontboezemden
they unbosomed
Future tense
zal ontboezemen
I will unbosom
zult ontboezemen
you will unbosom
zal ontboezemen
he/she/it will unbosom
zullen ontboezemen
we will unbosom
zullen ontboezemen
you all will unbosom
zullen ontboezemen
they will unbosom
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ontboezemen
I would unbosom
zou ontboezemen
you would unbosom
zou ontboezemen
he/she/it would unbosom
zouden ontboezemen
we would unbosom
zouden ontboezemen
you all would unbosom
zouden ontboezemen
they would unbosom
Subjunctive mood
ontboezeme
I unbosom
ontboezeme
you unbosom
ontboezeme
he/she/it unbosom
ontboezeme
we unbosom
ontboezeme
you all unbosom
ontboezeme
they unbosom
Past perfect tense
had ontboezemd
I had unbosomed
had ontboezemd
you had unbosomed
had ontboezemd
he/she/it had unbosomed
hadden ontboezemd
we had unbosomed
hadden ontboezemd
you all had unbosomed
hadden ontboezemd
they had unbosomed
Future perf.
zal ontboezemd hebben
I will have unbosomed
zal ontboezemd hebben
you will have unbosomed
zal ontboezemd hebben
he/she/it will have unbosomed
zullen ontboezemd hebben
we will have unbosomed
zullen ontboezemd hebben
you all will have unbosomed
zullen ontboezemd hebben
they will have unbosomed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ontboezemd hebben
I would have unbosomed
zou ontboezemd hebben
you would have unbosomed
zou ontboezemd hebben
he/she/it would have unbosomed
zouden ontboezemd hebben
we would have unbosomed
zouden ontboezemd hebben
you all would have unbosomed
zouden ontboezemd hebben
they would have unbosomed
Du
Ihr
Imperative mood
ontboezem
unbosom
ontboezemt
unbosom

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

onderdekken
do
ondertunnelen
do
onderuitgaan
do
onderverhuren
sublet
ontbieden
summon
ontbloten
defoliate
ontbolsteren
shell
ontbossen
do
onteren
dishonour
ontgiften
detoxify

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'unbosom':

None found.
Learning languages?