Omkegelen (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of omkegelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kegel om
I do
kegelt om
you do
kegelt om
he/she/it does
kegelen om
we do
kegelen om
you all do
kegelen om
they do
Present perfect tense
heb omgekegeld
I have done
hebt omgekegeld
you have done
heeft omgekegeld
he/she/it has done
hebben omgekegeld
we have done
hebben omgekegeld
you all have done
hebben omgekegeld
they have done
Past tense
kegelde om
I did
kegelde om
you did
kegelde om
he/she/it did
kegelden om
we did
kegelden om
you all did
kegelden om
they did
Future tense
zal omkegelen
I will do
zult omkegelen
you will do
zal omkegelen
he/she/it will do
zullen omkegelen
we will do
zullen omkegelen
you all will do
zullen omkegelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou omkegelen
I would do
zou omkegelen
you would do
zou omkegelen
he/she/it would do
zouden omkegelen
we would do
zouden omkegelen
you all would do
zouden omkegelen
they would do
Subjunctive mood
kegele om
I do
kegele om
you do
kegele om
he/she/it do
kegele om
we do
kegele om
you all do
kegele om
they do
Past perfect tense
had omgekegeld
I had done
had omgekegeld
you had done
had omgekegeld
he/she/it had done
hadden omgekegeld
we had done
hadden omgekegeld
you all had done
hadden omgekegeld
they had done
Future perf.
zal omgekegeld hebben
I will have done
zal omgekegeld hebben
you will have done
zal omgekegeld hebben
he/she/it will have done
zullen omgekegeld hebben
we will have done
zullen omgekegeld hebben
you all will have done
zullen omgekegeld hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou omgekegeld hebben
I would have done
zou omgekegeld hebben
you would have done
zou omgekegeld hebben
he/she/it would have done
zouden omgekegeld hebben
we would have done
zouden omgekegeld hebben
you all would have done
zouden omgekegeld hebben
they would have done
Present bijzin tense
omkegel
I do
omkegelt
you do
omkegelt
he/she/it does
omkegelen
we do
omkegelen
you all do
omkegelen
they do
Past bijzin tense
omkegelde
I did
omkegelde
you did
omkegelde
he/she/it did
omkegelden
we did
omkegelden
you all did
omkegelden
they did
Future bijzin tense
zal omkegelen
I will do
zult omkegelen
you will do
zal omkegelen
he/she/it will do
zullen omkegelen
we will do
zullen omkegelen
you all will do
zullen omkegelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou omkegelen
I would do
zou omkegelen
you would do
zou omkegelen
he/she/it would do
zouden omkegelen
we would do
zouden omkegelen
you all would do
zouden omkegelen
they would do
Subjunctive bijzin mood
omkegele
I do
omkegele
you do
omkegele
he/she/it do
omkegele
we do
omkegele
you all do
omkegele
they do
Du
Ihr
Imperative mood
kegel om
do
kegelt
do

Examples of omkegelen

Example in DutchTranslation in English
En als hij je eruit kegelt, wat ga je dan doen?Ih he chucks you out on youur arse, what are you gonna do?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

omkukelen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?