Omhoogwerken (to up work) conjugation

Dutch

Conjugation of omhoogwerken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
werk omhoog
I up work
werkt omhoog
you up work
werkt omhoog
he/she/it ups work
werken omhoog
we up work
werken omhoog
you all up work
werken omhoog
they up work
Present perfect tense
heb omhooggewerkt
I have upped work
hebt omhooggewerkt
you have upped work
heeft omhooggewerkt
he/she/it has upped work
hebben omhooggewerkt
we have upped work
hebben omhooggewerkt
you all have upped work
hebben omhooggewerkt
they have upped work
Past tense
werkte omhoog
I upped work
werkte omhoog
you upped work
werkte omhoog
he/she/it upped work
werkten omhoog
we upped work
werkten omhoog
you all upped work
werkten omhoog
they upped work
Future tense
zal omhoogwerken
I will up work
zult omhoogwerken
you will up work
zal omhoogwerken
he/she/it will up work
zullen omhoogwerken
we will up work
zullen omhoogwerken
you all will up work
zullen omhoogwerken
they will up work
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou omhoogwerken
I would up work
zou omhoogwerken
you would up work
zou omhoogwerken
he/she/it would up work
zouden omhoogwerken
we would up work
zouden omhoogwerken
you all would up work
zouden omhoogwerken
they would up work
Subjunctive mood
werke omhoog
I up work
werke omhoog
you up work
werke omhoog
he/she/it up work
werke omhoog
we up work
werke omhoog
you all up work
werke omhoog
they up work
Past perfect tense
had omhooggewerkt
I had upped work
had omhooggewerkt
you had upped work
had omhooggewerkt
he/she/it had upped work
hadden omhooggewerkt
we had upped work
hadden omhooggewerkt
you all had upped work
hadden omhooggewerkt
they had upped work
Future perf.
zal omhooggewerkt hebben
I will have upped work
zal omhooggewerkt hebben
you will have upped work
zal omhooggewerkt hebben
he/she/it will have upped work
zullen omhooggewerkt hebben
we will have upped work
zullen omhooggewerkt hebben
you all will have upped work
zullen omhooggewerkt hebben
they will have upped work
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou omhooggewerkt hebben
I would have upped work
zou omhooggewerkt hebben
you would have upped work
zou omhooggewerkt hebben
he/she/it would have upped work
zouden omhooggewerkt hebben
we would have upped work
zouden omhooggewerkt hebben
you all would have upped work
zouden omhooggewerkt hebben
they would have upped work
Present bijzin tense
omhoogwerk
I up work
omhoogwerkt
you up work
omhoogwerkt
he/she/it ups work
omhoogwerken
we up work
omhoogwerken
you all up work
omhoogwerken
they up work
Past bijzin tense
omhoogwerkte
I upped work
omhoogwerkte
you upped work
omhoogwerkte
he/she/it upped work
omhoogwerkten
we upped work
omhoogwerkten
you all upped work
omhoogwerkten
they upped work
Future bijzin tense
zal omhoogwerken
I will up work
zult omhoogwerken
you will up work
zal omhoogwerken
he/she/it will up work
zullen omhoogwerken
we will up work
zullen omhoogwerken
you all will up work
zullen omhoogwerken
they will up work
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou omhoogwerken
I would up work
zou omhoogwerken
you would up work
zou omhoogwerken
he/she/it would up work
zouden omhoogwerken
we would up work
zouden omhoogwerken
you all would up work
zouden omhoogwerken
they would up work
Subjunctive bijzin mood
omhoogwerke
I up work
omhoogwerke
you up work
omhoogwerke
he/she/it up work
omhoogwerke
we up work
omhoogwerke
you all up work
omhoogwerke
they up work
Du
Ihr
Imperative mood
werkomhoog
up work
werkt omhoog
up work

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'up work':

None found.
Learning languages?