Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

omhoogschieten

to escalate

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of omhoogschieten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
schiet omhoog
I escalate
schiet omhoog
you escalate
schiet omhoog
he/she/it escalates
schieten omhoog
we escalate
schieten omhoog
you all escalate
schieten omhoog
they escalate
Present perfect tense
heb omhooggeschoten
I have escalated
hebt omhooggeschoten
you have escalated
heeft omhooggeschoten
he/she/it has escalated
hebben omhooggeschoten
we have escalated
hebben omhooggeschoten
you all have escalated
hebben omhooggeschoten
they have escalated
Past tense
schoot omhoog
I escalated
schoot omhoog
you escalated
schoot omhoog
he/she/it escalated
schoten omhoog
we escalated
schoten omhoog
you all escalated
schoten omhoog
they escalated
Future tense
zal omhoogschieten
I will escalate
zult omhoogschieten
you will escalate
zal omhoogschieten
he/she/it will escalate
zullen omhoogschieten
we will escalate
zullen omhoogschieten
you all will escalate
zullen omhoogschieten
they will escalate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou omhoogschieten
I would escalate
zou omhoogschieten
you would escalate
zou omhoogschieten
he/she/it would escalate
zouden omhoogschieten
we would escalate
zouden omhoogschieten
you all would escalate
zouden omhoogschieten
they would escalate
Subjunctive mood
schiete omhoog
I escalate
schiete omhoog
you escalate
schiete omhoog
he/she/it escalate
schiete omhoog
we escalate
schiete omhoog
you all escalate
schiete omhoog
they escalate
Past perfect tense
had omhooggeschoten
I had escalated
had omhooggeschoten
you had escalated
had omhooggeschoten
he/she/it had escalated
hadden omhooggeschoten
we had escalated
hadden omhooggeschoten
you all had escalated
hadden omhooggeschoten
they had escalated
Future perf.
zal omhooggeschoten hebben
I will have escalated
zal omhooggeschoten hebben
you will have escalated
zal omhooggeschoten hebben
he/she/it will have escalated
zullen omhooggeschoten hebben
we will have escalated
zullen omhooggeschoten hebben
you all will have escalated
zullen omhooggeschoten hebben
they will have escalated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou omhooggeschoten hebben
I would have escalated
zou omhooggeschoten hebben
you would have escalated
zou omhooggeschoten hebben
he/she/it would have escalated
zouden omhooggeschoten hebben
we would have escalated
zouden omhooggeschoten hebben
you all would have escalated
zouden omhooggeschoten hebben
they would have escalated
Present bijzin tense
omhoogschiet
I escalate
omhoogschiet
you escalate
omhoogschiet
he/she/it escalates
omhoogschieten
we escalate
omhoogschieten
you all escalate
omhoogschieten
they escalate
Past bijzin tense
omhoogschoot
I escalated
omhoogschoot
you escalated
omhoogschoot
he/she/it escalated
omhoogschoten
we escalated
omhoogschoten
you all escalated
omhoogschoten
they escalated
Future bijzin tense
zal omhoogschieten
I will escalate
zult omhoogschieten
you will escalate
zal omhoogschieten
he/she/it will escalate
zullen omhoogschieten
we will escalate
zullen omhoogschieten
you all will escalate
zullen omhoogschieten
they will escalate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou omhoogschieten
I would escalate
zou omhoogschieten
you would escalate
zou omhoogschieten
he/she/it would escalate
zouden omhoogschieten
we would escalate
zouden omhoogschieten
you all would escalate
zouden omhoogschieten
they would escalate
Subjunctive bijzin mood
omhoogschiete
I escalate
omhoogschiete
you escalate
omhoogschiete
he/she/it escalate
omhoogschiete
we escalate
omhoogschiete
you all escalate
omhoogschiete
they escalate
Du
Ihr
Imperative mood
schiet omhoog
escalate
schiet omhoog
escalate

Further details about this page

LOCATION