Omboorden (to hem) conjugation

Dutch

Conjugation of omboorden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
boord om
I hem
boordt om
you hem
boordt om
he/she/it hems
boorden om
we hem
boorden om
you all hem
boorden om
they hem
Present perfect tense
heb omgeboord
I have hemmed
hebt omgeboord
you have hemmed
heeft omgeboord
he/she/it has hemmed
hebben omgeboord
we have hemmed
hebben omgeboord
you all have hemmed
hebben omgeboord
they have hemmed
Past tense
boordde om
I hemmed
boordde om
you hemmed
boordde om
he/she/it hemmed
boordden om
we hemmed
boordden om
you all hemmed
boordden om
they hemmed
Future tense
zal omboorden
I will hem
zult omboorden
you will hem
zal omboorden
he/she/it will hem
zullen omboorden
we will hem
zullen omboorden
you all will hem
zullen omboorden
they will hem
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou omboorden
I would hem
zou omboorden
you would hem
zou omboorden
he/she/it would hem
zouden omboorden
we would hem
zouden omboorden
you all would hem
zouden omboorden
they would hem
Subjunctive mood
boorde om
I hem
boorde om
you hem
boorde om
he/she/it hem
boorde om
we hem
boorde om
you all hem
boorde om
they hem
Past perfect tense
had omgeboord
I had hemmed
had omgeboord
you had hemmed
had omgeboord
he/she/it had hemmed
hadden omgeboord
we had hemmed
hadden omgeboord
you all had hemmed
hadden omgeboord
they had hemmed
Future perf.
zal omgeboord hebben
I will have hemmed
zal omgeboord hebben
you will have hemmed
zal omgeboord hebben
he/she/it will have hemmed
zullen omgeboord hebben
we will have hemmed
zullen omgeboord hebben
you all will have hemmed
zullen omgeboord hebben
they will have hemmed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou omgeboord hebben
I would have hemmed
zou omgeboord hebben
you would have hemmed
zou omgeboord hebben
he/she/it would have hemmed
zouden omgeboord hebben
we would have hemmed
zouden omgeboord hebben
you all would have hemmed
zouden omgeboord hebben
they would have hemmed
Present bijzin tense
omboord
I hem
omboordt
you hem
omboordt
he/she/it hems
omboorden
we hem
omboorden
you all hem
omboorden
they hem
Past bijzin tense
omboordde
I hemmed
omboordde
you hemmed
omboordde
he/she/it hemmed
omboordden
we hemmed
omboordden
you all hemmed
omboordden
they hemmed
Future bijzin tense
zal omboorden
I will hem
zult omboorden
you will hem
zal omboorden
he/she/it will hem
zullen omboorden
we will hem
zullen omboorden
you all will hem
zullen omboorden
they will hem
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou omboorden
I would hem
zou omboorden
you would hem
zou omboorden
he/she/it would hem
zouden omboorden
we would hem
zouden omboorden
you all would hem
zouden omboorden
they would hem
Subjunctive bijzin mood
omboorde
I hem
omboorde
you hem
omboorde
he/she/it hem
omboorde
we hem
omboorde
you all hem
omboorde
they hem
Du
Ihr
Imperative mood
boord om
hem
boordt
hem

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

neerschijnen
shine down
neerzakken
down bags
nivelleren
level
odoriseren
inoculate
offreren
offer
omboeken
rebook
ombouwen
convert
omdrentelen
do
omhoogduwen
push up
omhoogzitten
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'hem':

None found.
Learning languages?