Ochtendmalen (to obstruct) conjugation

Dutch

Conjugation of ochtendmalen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ochtendmaal
I obstruct
ochtendmaalt
you obstruct
ochtendmaalt
he/she/it obstructs
ochtendmalen
we obstruct
ochtendmalen
you all obstruct
ochtendmalen
they obstruct
Present perfect tense
heb geochtendmaald
I have obstructed
hebt geochtendmaald
you have obstructed
heeft geochtendmaald
he/she/it has obstructed
hebben geochtendmaald
we have obstructed
hebben geochtendmaald
you all have obstructed
hebben geochtendmaald
they have obstructed
Past tense
ochtendmaalde
I obstructed
ochtendmaalde
you obstructed
ochtendmaalde
he/she/it obstructed
ochtendmaalden
we obstructed
ochtendmaalden
you all obstructed
ochtendmaalden
they obstructed
Future tense
zal ochtendmalen
I will obstruct
zult ochtendmalen
you will obstruct
zal ochtendmalen
he/she/it will obstruct
zullen ochtendmalen
we will obstruct
zullen ochtendmalen
you all will obstruct
zullen ochtendmalen
they will obstruct
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ochtendmalen
I would obstruct
zou ochtendmalen
you would obstruct
zou ochtendmalen
he/she/it would obstruct
zouden ochtendmalen
we would obstruct
zouden ochtendmalen
you all would obstruct
zouden ochtendmalen
they would obstruct
Subjunctive mood
ochtendmale
I obstruct
ochtendmale
you obstruct
ochtendmale
he/she/it obstruct
ochtendmale
we obstruct
ochtendmale
you all obstruct
ochtendmale
they obstruct
Past perfect tense
had geochtendmaald
I had obstructed
had geochtendmaald
you had obstructed
had geochtendmaald
he/she/it had obstructed
hadden geochtendmaald
we had obstructed
hadden geochtendmaald
you all had obstructed
hadden geochtendmaald
they had obstructed
Future perf.
zal geochtendmaald hebben
I will have obstructed
zal geochtendmaald hebben
you will have obstructed
zal geochtendmaald hebben
he/she/it will have obstructed
zullen geochtendmaald hebben
we will have obstructed
zullen geochtendmaald hebben
you all will have obstructed
zullen geochtendmaald hebben
they will have obstructed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geochtendmaald hebben
I would have obstructed
zou geochtendmaald hebben
you would have obstructed
zou geochtendmaald hebben
he/she/it would have obstructed
zouden geochtendmaald hebben
we would have obstructed
zouden geochtendmaald hebben
you all would have obstructed
zouden geochtendmaald hebben
they would have obstructed
Du
Ihr
Imperative mood
ochtendmaal
obstruct
ochtendmaalt
obstruct

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

neuriën
hum
neutraliseren
do
niëlleren
sneeze
nikken
do
notuleren
do
nuttigen
take sustenance
occuperen
obstruct
octrooieren
patent
ombrassen
do
omgooien
upset

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'obstruct':

None found.
Learning languages?