Meubileren (to furnish) conjugation

Dutch
9 examples

Conjugation of meubileren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
meubileer
I furnish
meubileert
you furnish
meubileert
he/she/it furnishes
meubileren
we furnish
meubileren
you all furnish
meubileren
they furnish
Present perfect tense
heb gemeubileerd
I have furnished
hebt gemeubileerd
you have furnished
heeft gemeubileerd
he/she/it has furnished
hebben gemeubileerd
we have furnished
hebben gemeubileerd
you all have furnished
hebben gemeubileerd
they have furnished
Past tense
meubileerde
I furnished
meubileerde
you furnished
meubileerde
he/she/it furnished
meubileerden
we furnished
meubileerden
you all furnished
meubileerden
they furnished
Future tense
zal meubileren
I will furnish
zult meubileren
you will furnish
zal meubileren
he/she/it will furnish
zullen meubileren
we will furnish
zullen meubileren
you all will furnish
zullen meubileren
they will furnish
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou meubileren
I would furnish
zou meubileren
you would furnish
zou meubileren
he/she/it would furnish
zouden meubileren
we would furnish
zouden meubileren
you all would furnish
zouden meubileren
they would furnish
Subjunctive mood
meubilere
I furnish
meubilere
you furnish
meubilere
he/she/it furnish
meubilere
we furnish
meubilere
you all furnish
meubilere
they furnish
Past perfect tense
had gemeubileerd
I had furnished
had gemeubileerd
you had furnished
had gemeubileerd
he/she/it had furnished
hadden gemeubileerd
we had furnished
hadden gemeubileerd
you all had furnished
hadden gemeubileerd
they had furnished
Future perf.
zal gemeubileerd hebben
I will have furnished
zal gemeubileerd hebben
you will have furnished
zal gemeubileerd hebben
he/she/it will have furnished
zullen gemeubileerd hebben
we will have furnished
zullen gemeubileerd hebben
you all will have furnished
zullen gemeubileerd hebben
they will have furnished
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gemeubileerd hebben
I would have furnished
zou gemeubileerd hebben
you would have furnished
zou gemeubileerd hebben
he/she/it would have furnished
zouden gemeubileerd hebben
we would have furnished
zouden gemeubileerd hebben
you all would have furnished
zouden gemeubileerd hebben
they would have furnished
Du
Ihr
Imperative mood
meubileer
furnish
meubileert
furnish

Examples of meubileren

Example in DutchTranslation in English
Kun je niet eens ophouden met het opknappen en meubileren van je huis?Can't you stop renovating and furnishing apartments.
Nog plannen om het wat te meubileren?Any plans to furnish it at some point?
We moeten langzaam meubileren omdat we ons geld opgemaakt hebben.We have to furnish slowly cos we used up all our money.
"500 vierkante meter, gemeubileerd, volledige badkamer..."550 square feet, furnished, full bath,
't Is gedeeltelijk gemeubileerd.It's partially furnished.
Als het niet gemeubileerd is, krijg je vast korting op de huur?Well, if it's unfurnished, you must be getting a break in the rent, huh?
Dit is al beschikbaar en gemeubileerd.This is vacant and furnished.
En een paleis dat beter gemeubileerd is dan die van mij!And one far better furnished than any of mine! I wouldn't go quite that far, Your Majesty.
Mijn oma is binnengeslopen en meubileerde onze kamer.My grandmother broke into our room and furnished it.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'furnish':

None found.
Learning languages?