Meereizen (to travel) conjugation

Dutch
28 examples

Conjugation of meereizen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
reis mee
I travel
reist mee
you travel
reist mee
he/she/it travels
reizen mee
we travel
reizen mee
you all travel
reizen mee
they travel
Present perfect tense
heb meegereisd
I have travelled
hebt meegereisd
you have travelled
heeft meegereisd
he/she/it has travelled
hebben meegereisd
we have travelled
hebben meegereisd
you all have travelled
hebben meegereisd
they have travelled
Past tense
reisde mee
I travelled
reisde mee
you travelled
reisde mee
he/she/it travelled
reisden mee
we travelled
reisden mee
you all travelled
reisden mee
they travelled
Future tense
zal meereizen
I will travel
zult meereizen
you will travel
zal meereizen
he/she/it will travel
zullen meereizen
we will travel
zullen meereizen
you all will travel
zullen meereizen
they will travel
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou meereizen
I would travel
zou meereizen
you would travel
zou meereizen
he/she/it would travel
zouden meereizen
we would travel
zouden meereizen
you all would travel
zouden meereizen
they would travel
Subjunctive mood
reize mee
I travel
reize mee
you travel
reize mee
he/she/it travel
reize mee
we travel
reize mee
you all travel
reize mee
they travel
Past perfect tense
had meegereisd
I had travelled
had meegereisd
you had travelled
had meegereisd
he/she/it had travelled
hadden meegereisd
we had travelled
hadden meegereisd
you all had travelled
hadden meegereisd
they had travelled
Future perf.
zal meegereisd hebben
I will have travelled
zal meegereisd hebben
you will have travelled
zal meegereisd hebben
he/she/it will have travelled
zullen meegereisd hebben
we will have travelled
zullen meegereisd hebben
you all will have travelled
zullen meegereisd hebben
they will have travelled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou meegereisd hebben
I would have travelled
zou meegereisd hebben
you would have travelled
zou meegereisd hebben
he/she/it would have travelled
zouden meegereisd hebben
we would have travelled
zouden meegereisd hebben
you all would have travelled
zouden meegereisd hebben
they would have travelled
Present bijzin tense
meereis
I travel
meereist
you travel
meereist
he/she/it travels
meereizen
we travel
meereizen
you all travel
meereizen
they travel
Past bijzin tense
meereisde
I travelled
meereisde
you travelled
meereisde
he/she/it travelled
meereisden
we travelled
meereisden
you all travelled
meereisden
they travelled
Future bijzin tense
zal meereizen
I will travel
zult meereizen
you will travel
zal meereizen
he/she/it will travel
zullen meereizen
we will travel
zullen meereizen
you all will travel
zullen meereizen
they will travel
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou meereizen
I would travel
zou meereizen
you would travel
zou meereizen
he/she/it would travel
zouden meereizen
we would travel
zouden meereizen
you all would travel
zouden meereizen
they would travel
Subjunctive bijzin mood
meereize
I travel
meereize
you travel
meereize
he/she/it travel
meereize
we travel
meereize
you all travel
meereize
they travel
Du
Ihr
Imperative mood
reis m
travel
reist
travel

Examples of meereizen

Example in DutchTranslation in English
- Ik wil graag meereizen.- I'd like to go travelling.
-Mag ik meereizen?- l will travel with you?
Al-Muqri zal zeker met hem meereizen.Al-Muqri will definitely be traveling with him.
De blanken lieten ons natuurlijk niet meereizen in hun kring... dus maakten we er zelf een.Naturally, the white folks didn't let us travel in their circle so we made our own.
De bom moet dan maar meereizen met de Clinton campagne toer naar Boston.That bomb must travel with the Clinton rally to Boston!
Ik reis mee met de American Gladiators, ik ben 55 ik ben dol op apparaatjes en ik geef belastingadviezen.I travel with the American Gladiators, I'm 55, I like small appliances... and I do tax accounting on the side.
Maar ik heb wel mijn backgammon voor op reis mee.- No. But I did bring my travel backgammon.
Ik denk dat er veel reizen mee gemoeid is.I think it travels a lot.
Maar bepaald nieuws, bepaalde ideeën reizen mee met scheepsbemanningen.But certain news, certain ideas travel by ships' crews.
We reizen mee met een fiets-toer. Maar we zijn op de eerste dag onze eigen weg gegaan.We were traveling with a bike tour but we kind of went AWOL after the first day.
Ze zijn bij me, ze reizen mee.They're here, traveling with me.
Carlton boekte vluchten, maar Lauren kon niet meegereisd zijn.Carlton booked flights but there's no way Lauren could have travelled.
Ik amuseer me met de gedachte dat elke boom in het woud een stuk met een dier heeft meegereisd.It amuses me to think that each forest tree travelled part of the way with an animal.
Ik ben een tijdje met hem meegereisd, maar hij was niet bij te benen.I travelled with him for a while, but he was a tough act to follow.
Ik ben vele weken met ze meegereisd, tot diep in de woestijnen van het zuiden.I travelled with them for many weeks, deep into the deserts of the south.
Kan daarop ooit leven zijn meegereisd?Could life have once travelled with them?
Als je wilt dat ik meereis, is dat prima.If you want me to travel with you, that's fine.
Weten zij al dat ik met hen meereis?Have they been informed that I'll be travelling with them?
Als de beveiliging niet met hem meereist, kunnen we het nog steeds doen.Well, if the security doesn't travel with him, we can still do this.
Als je meent wat je zegt, zal je het niet erg vinden als je meereist als leraar.If you really mean what you say, you won't mind traveling with us as tutor.
Als je met ons meereist zijn er een paar dingen die ik je moet vertellen.You know, if you wanna travel with us, a few things I should tell you.
Daar heb ik van gehoord, over een man die meereist en zegt waar het geld ligt.I've heard about this. And there's a guy that travels with him that tells him where the money is.
En die jonge man, die met je meereist.And this young man you're traveling with,
"Er reist een man onder jullie.(Citizen Z) There's a man traveling among you.
"Jij reist de wereld rond, zei hij, laat ze overal zien om een mening te krijgen"..."You travel the world, he'd say, show them round to get an opinion"...
'Hoe snel het licht ook reist, de duisternis is er altijd als eerste.'"No matter how fast light travels, it finds the darkness is always there first."
'Hoe ver de ezel ook reist, hij zal niet terugkomen als...'"If an ass goes a-traveling, he'll not come back a..."
'Hoe ver een ezel ook reist, hij zal niet terugkeren als paard.'"If an ass goes a-traveling, he'll not come back a horse."

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'travel':

None found.
Learning languages?