Marchanderen (to haggle) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of marchanderen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
marchandeer
I haggle
marchandeert
you haggle
marchandeert
he/she/it haggles
marchanderen
we haggle
marchanderen
you all haggle
marchanderen
they haggle
Present perfect tense
heb gemarchandeerd
I have haggled
hebt gemarchandeerd
you have haggled
heeft gemarchandeerd
he/she/it has haggled
hebben gemarchandeerd
we have haggled
hebben gemarchandeerd
you all have haggled
hebben gemarchandeerd
they have haggled
Past tense
marchandeerde
I haggled
marchandeerde
you haggled
marchandeerde
he/she/it haggled
marchandeerden
we haggled
marchandeerden
you all haggled
marchandeerden
they haggled
Future tense
zal marchanderen
I will haggle
zult marchanderen
you will haggle
zal marchanderen
he/she/it will haggle
zullen marchanderen
we will haggle
zullen marchanderen
you all will haggle
zullen marchanderen
they will haggle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou marchanderen
I would haggle
zou marchanderen
you would haggle
zou marchanderen
he/she/it would haggle
zouden marchanderen
we would haggle
zouden marchanderen
you all would haggle
zouden marchanderen
they would haggle
Subjunctive mood
marchandere
I haggle
marchandere
you haggle
marchandere
he/she/it haggle
marchandere
we haggle
marchandere
you all haggle
marchandere
they haggle
Past perfect tense
had gemarchandeerd
I had haggled
had gemarchandeerd
you had haggled
had gemarchandeerd
he/she/it had haggled
hadden gemarchandeerd
we had haggled
hadden gemarchandeerd
you all had haggled
hadden gemarchandeerd
they had haggled
Future perf.
zal gemarchandeerd hebben
I will have haggled
zal gemarchandeerd hebben
you will have haggled
zal gemarchandeerd hebben
he/she/it will have haggled
zullen gemarchandeerd hebben
we will have haggled
zullen gemarchandeerd hebben
you all will have haggled
zullen gemarchandeerd hebben
they will have haggled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gemarchandeerd hebben
I would have haggled
zou gemarchandeerd hebben
you would have haggled
zou gemarchandeerd hebben
he/she/it would have haggled
zouden gemarchandeerd hebben
we would have haggled
zouden gemarchandeerd hebben
you all would have haggled
zouden gemarchandeerd hebben
they would have haggled
Du
Ihr
Imperative mood
marchandeer
haggle
marchandeert
haggle

Examples of marchanderen

Example in DutchTranslation in English
Dan valt er weinig te marchanderen.Then you can't afford to haggle over price.
Over die vrede valt te marchanderen.They're willing to haggle on the peace part.
en hoe je over mijn heropleving aan het marchanderen bent.And how you haggle over my revival.
om te marchanderen met een ouwe beunhaas... in een van ratten vergeven gifgevaarlijke bouwval. Ouwe koeien uit de sloot halen met Marvin en Peaches.To haggle with that geriatric shyster in this godforsaken rat-infested arson hazard is a nice stroll down memory lane with Marvin and Peaches.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'haggle':

None found.
Learning languages?