Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Macrameeën (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
macramee
macrameet
macrameet
macrameeën
macrameeën
macrameeën
Present perfect tense
heb gemacrameed
hebt gemacrameed
heeft gemacrameed
hebben gemacrameed
hebben gemacrameed
hebben gemacrameed
Past tense
macrameede
macrameede
macrameede
macrameeden
macrameeden
macrameeden
Future tense
zal macrameeën
zult macrameeën
zal macrameeën
zullen macrameeën
zullen macrameeën
zullen macrameeën
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou macrameeën
zou macrameeën
zou macrameeën
zouden macrameeën
zouden macrameeën
zouden macrameeën
Subjunctive mood
macrameeë
macrameeë
macrameeë
macrameeë
macrameeë
macrameeë
Past perfect tense
had gemacrameed
had gemacrameed
had gemacrameed
hadden gemacrameed
hadden gemacrameed
hadden gemacrameed
Future perf.
zal gemacrameed hebben
zal gemacrameed hebben
zal gemacrameed hebben
zullen gemacrameed hebben
zullen gemacrameed hebben
zullen gemacrameed hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gemacrameed hebben
zou gemacrameed hebben
zou gemacrameed hebben
zouden gemacrameed hebben
zouden gemacrameed hebben
zouden gemacrameed hebben
Du
Ihr
Imperative mood
macram
macrameet

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

lobbyen
lobby
losknippen
cut loose
lozen
drain
luchten
air
luiken
do
luiwammesen
do
lynchen
lynch
machtigen
authorize
maffen
kip
matsen
wangle

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.