Lossnijden (to cut loose) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of lossnijden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
snij los
I cut loose
snijdt los
you cut loose
snijdt los
he/she/it cuts loose
snijden los
we cut loose
snijden los
you all cut loose
snijden los
they cut loose
Present perfect tense
heb losgesneden
I have cut loose
hebt losgesneden
you have cut loose
heeft losgesneden
he/she/it has cut loose
hebben losgesneden
we have cut loose
hebben losgesneden
you all have cut loose
hebben losgesneden
they have cut loose
Past tense
sneed los
I cut loose
sneed los
you cut loose
sneed los
he/she/it cut loose
sneden los
we cut loose
sneden los
you all cut loose
sneden los
they cut loose
Future tense
zal lossnijden
I will cut loose
zult lossnijden
you will cut loose
zal lossnijden
he/she/it will cut loose
zullen lossnijden
we will cut loose
zullen lossnijden
you all will cut loose
zullen lossnijden
they will cut loose
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou lossnijden
I would cut loose
zou lossnijden
you would cut loose
zou lossnijden
he/she/it would cut loose
zouden lossnijden
we would cut loose
zouden lossnijden
you all would cut loose
zouden lossnijden
they would cut loose
Subjunctive mood
snijde los
I cut loose
snijde los
you cut loose
snijde los
he/she/it cut loose
snijde los
we cut loose
snijde los
you all cut loose
snijde los
they cut loose
Past perfect tense
had losgesneden
I had cut loose
had losgesneden
you had cut loose
had losgesneden
he/she/it had cut loose
hadden losgesneden
we had cut loose
hadden losgesneden
you all had cut loose
hadden losgesneden
they had cut loose
Future perf.
zal losgesneden hebben
I will have cut loose
zal losgesneden hebben
you will have cut loose
zal losgesneden hebben
he/she/it will have cut loose
zullen losgesneden hebben
we will have cut loose
zullen losgesneden hebben
you all will have cut loose
zullen losgesneden hebben
they will have cut loose
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou losgesneden hebben
I would have cut loose
zou losgesneden hebben
you would have cut loose
zou losgesneden hebben
he/she/it would have cut loose
zouden losgesneden hebben
we would have cut loose
zouden losgesneden hebben
you all would have cut loose
zouden losgesneden hebben
they would have cut loose
Present bijzin tense
lossnij
I cut loose
lossnijdt
you cut loose
lossnijdt
he/she/it cuts loose
lossnijden
we cut loose
lossnijden
you all cut loose
lossnijden
they cut loose
Past bijzin tense
lossneed
I cut loose
lossneed
you cut loose
lossneed
he/she/it cut loose
lossneden
we cut loose
lossneden
you all cut loose
lossneden
they cut loose
Future bijzin tense
zal lossnijden
I will cut loose
zult lossnijden
you will cut loose
zal lossnijden
he/she/it will cut loose
zullen lossnijden
we will cut loose
zullen lossnijden
you all will cut loose
zullen lossnijden
they will cut loose
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou lossnijden
I would cut loose
zou lossnijden
you would cut loose
zou lossnijden
he/she/it would cut loose
zouden lossnijden
we would cut loose
zouden lossnijden
you all would cut loose
zouden lossnijden
they would cut loose
Subjunctive bijzin mood
lossnijde
I cut loose
lossnijde
you cut loose
lossnijde
he/she/it cut loose
lossnijde
we cut loose
lossnijde
you all cut loose
lossnijde
they cut loose
Du
Ihr
Imperative mood
snij los
cut loose
snijdt los
cut loose

Examples of lossnijden

Example in DutchTranslation in English
20, 25 minuten uit je hele leven en alle draadjes waar je aan hangt worden losgesneden.Twenty, twenty-five minutes out of your whole life... and all the ropes that kept you hangin'in there get cut loose.
Heeft hij zich losgesneden?Wait. Did he cut loose?
Het is losgesneden.It was cut loose.
U heeft gezien dat ik de gondel losgesneden heb.Perhaps you have observed that I've cut loose the gondola.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

lijden
suffer
logeren
leach
losbeuken
pound away
losknopen
untie
loslopen
loosen
losnemen
disconnect
lospeuteren
winkle out
losslaan
knock loose
losspringen
do
macrameeën
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'cut loose':

None found.
Learning languages?