Loskrijgen (to get loose) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of loskrijgen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
krijg los
I get loose
krijgt los
you get loose
krijgt los
he/she/it gets loose
krijgen los
we get loose
krijgen los
you all get loose
krijgen los
they get loose
Present perfect tense
heb losgekregen
I have got loose
hebt losgekregen
you have got loose
heeft losgekregen
he/she/it has got loose
hebben losgekregen
we have got loose
hebben losgekregen
you all have got loose
hebben losgekregen
they have got loose
Past tense
kreeg los
I got loose
kreeg los
you got loose
kreeg los
he/she/it got loose
kregen los
we got loose
kregen los
you all got loose
kregen los
they got loose
Future tense
zal loskrijgen
I will get loose
zult loskrijgen
you will get loose
zal loskrijgen
he/she/it will get loose
zullen loskrijgen
we will get loose
zullen loskrijgen
you all will get loose
zullen loskrijgen
they will get loose
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou loskrijgen
I would get loose
zou loskrijgen
you would get loose
zou loskrijgen
he/she/it would get loose
zouden loskrijgen
we would get loose
zouden loskrijgen
you all would get loose
zouden loskrijgen
they would get loose
Subjunctive mood
krijge los
I get loose
krijge los
you get loose
krijge los
he/she/it get loose
krijge los
we get loose
krijge los
you all get loose
krijge los
they get loose
Past perfect tense
had losgekregen
I had got loose
had losgekregen
you had got loose
had losgekregen
he/she/it had got loose
hadden losgekregen
we had got loose
hadden losgekregen
you all had got loose
hadden losgekregen
they had got loose
Future perf.
zal losgekregen hebben
I will have got loose
zal losgekregen hebben
you will have got loose
zal losgekregen hebben
he/she/it will have got loose
zullen losgekregen hebben
we will have got loose
zullen losgekregen hebben
you all will have got loose
zullen losgekregen hebben
they will have got loose
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou losgekregen hebben
I would have got loose
zou losgekregen hebben
you would have got loose
zou losgekregen hebben
he/she/it would have got loose
zouden losgekregen hebben
we would have got loose
zouden losgekregen hebben
you all would have got loose
zouden losgekregen hebben
they would have got loose
Present bijzin tense
loskrijg
I get loose
loskrijgt
you get loose
loskrijgt
he/she/it gets loose
loskrijgen
we get loose
loskrijgen
you all get loose
loskrijgen
they get loose
Past bijzin tense
loskreeg
I got loose
loskreeg
you got loose
loskreeg
he/she/it got loose
loskregen
we got loose
loskregen
you all got loose
loskregen
they got loose
Future bijzin tense
zal loskrijgen
I will get loose
zult loskrijgen
you will get loose
zal loskrijgen
he/she/it will get loose
zullen loskrijgen
we will get loose
zullen loskrijgen
you all will get loose
zullen loskrijgen
they will get loose
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou loskrijgen
I would get loose
zou loskrijgen
you would get loose
zou loskrijgen
he/she/it would get loose
zouden loskrijgen
we would get loose
zouden loskrijgen
you all would get loose
zouden loskrijgen
they would get loose
Subjunctive bijzin mood
loskrijge
I get loose
loskrijge
you get loose
loskrijge
he/she/it get loose
loskrijge
we get loose
loskrijge
you all get loose
loskrijge
they get loose
Du
Ihr
Imperative mood
krijg los
get loose
krijgt los
get loose

Examples of loskrijgen

Example in DutchTranslation in English
Paar kalveren kreeg los.Couple of calves got loose.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

lazerstralen
do
lesgeven
teach
liflaffen
do
lijsten
do
likken
lick
loshangen
hang loose
loskoppelen
detach
loslaten
release
losmaken
unfasten
luimen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'get loose':

None found.
Learning languages?