Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Loskrijgen (to get loose) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
krijg los
krijgt los
krijgt los
krijgen los
krijgen los
krijgen los
Present perfect tense
heb losgekregen
hebt losgekregen
heeft losgekregen
hebben losgekregen
hebben losgekregen
hebben losgekregen
Past tense
kreeg los
kreeg los
kreeg los
kregen los
kregen los
kregen los
Future tense
zal loskrijgen
zult loskrijgen
zal loskrijgen
zullen loskrijgen
zullen loskrijgen
zullen loskrijgen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou loskrijgen
zou loskrijgen
zou loskrijgen
zouden loskrijgen
zouden loskrijgen
zouden loskrijgen
Subjunctive mood
krijge los
krijge los
krijge los
krijge los
krijge los
krijge los
Past perfect tense
had losgekregen
had losgekregen
had losgekregen
hadden losgekregen
hadden losgekregen
hadden losgekregen
Future perf.
zal losgekregen hebben
zal losgekregen hebben
zal losgekregen hebben
zullen losgekregen hebben
zullen losgekregen hebben
zullen losgekregen hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou losgekregen hebben
zou losgekregen hebben
zou losgekregen hebben
zouden losgekregen hebben
zouden losgekregen hebben
zouden losgekregen hebben
Present bijzin tense
loskrijg
loskrijgt
loskrijgt
loskrijgen
loskrijgen
loskrijgen
Past bijzin tense
loskreeg
loskreeg
loskreeg
loskregen
loskregen
loskregen
Future bijzin tense
zal loskrijgen
zult loskrijgen
zal loskrijgen
zullen loskrijgen
zullen loskrijgen
zullen loskrijgen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou loskrijgen
zou loskrijgen
zou loskrijgen
zouden loskrijgen
zouden loskrijgen
zouden loskrijgen
Subjunctive bijzin mood
loskrijge
loskrijge
loskrijge
loskrijge
loskrijge
loskrijge
Du
Ihr
Imperative mood
krijg los
krijgt los

Examples of loskrijgen

Example in DutchTranslation in English
kreeg los
Paar kalveren kreeg los.		Couple of calves got loose.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

lazerstralen
do
lesgeven
teach
liflaffen
do
lijsten
do
likken
lick
loshangen
hang loose
loskoppelen
detach
loslaten
release
losmaken
unfasten
luimen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'get loose':

None found.