Leegvissen (to overfish) conjugation

Dutch

Conjugation of leegvissen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vis leeg
I overfish
vist leeg
you overfish
vist leeg
he/she/it overfishes
vissen leeg
we overfish
vissen leeg
you all overfish
vissen leeg
they overfish
Present perfect tense
heb leeggevist
I have overfished
hebt leeggevist
you have overfished
heeft leeggevist
he/she/it has overfished
hebben leeggevist
we have overfished
hebben leeggevist
you all have overfished
hebben leeggevist
they have overfished
Past tense
viste leeg
I overfished
viste leeg
you overfished
viste leeg
he/she/it overfished
visten leeg
we overfished
visten leeg
you all overfished
visten leeg
they overfished
Future tense
zal leegvissen
I will overfish
zult leegvissen
you will overfish
zal leegvissen
he/she/it will overfish
zullen leegvissen
we will overfish
zullen leegvissen
you all will overfish
zullen leegvissen
they will overfish
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou leegvissen
I would overfish
zou leegvissen
you would overfish
zou leegvissen
he/she/it would overfish
zouden leegvissen
we would overfish
zouden leegvissen
you all would overfish
zouden leegvissen
they would overfish
Subjunctive mood
visse leeg
I overfish
visse leeg
you overfish
visse leeg
he/she/it overfish
visse leeg
we overfish
visse leeg
you all overfish
visse leeg
they overfish
Past perfect tense
had leeggevist
I had overfished
had leeggevist
you had overfished
had leeggevist
he/she/it had overfished
hadden leeggevist
we had overfished
hadden leeggevist
you all had overfished
hadden leeggevist
they had overfished
Future perf.
zal leeggevist hebben
I will have overfished
zal leeggevist hebben
you will have overfished
zal leeggevist hebben
he/she/it will have overfished
zullen leeggevist hebben
we will have overfished
zullen leeggevist hebben
you all will have overfished
zullen leeggevist hebben
they will have overfished
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou leeggevist hebben
I would have overfished
zou leeggevist hebben
you would have overfished
zou leeggevist hebben
he/she/it would have overfished
zouden leeggevist hebben
we would have overfished
zouden leeggevist hebben
you all would have overfished
zouden leeggevist hebben
they would have overfished
Present bijzin tense
leegvis
I overfish
leegvist
you overfish
leegvist
he/she/it overfishes
leegvissen
we overfish
leegvissen
you all overfish
leegvissen
they overfish
Past bijzin tense
leegviste
I overfished
leegviste
you overfished
leegviste
he/she/it overfished
leegvisten
we overfished
leegvisten
you all overfished
leegvisten
they overfished
Future bijzin tense
zal leegvissen
I will overfish
zult leegvissen
you will overfish
zal leegvissen
he/she/it will overfish
zullen leegvissen
we will overfish
zullen leegvissen
you all will overfish
zullen leegvissen
they will overfish
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou leegvissen
I would overfish
zou leegvissen
you would overfish
zou leegvissen
he/she/it would overfish
zouden leegvissen
we would overfish
zouden leegvissen
you all would overfish
zouden leegvissen
they would overfish
Subjunctive bijzin mood
leegvisse
I overfish
leegvisse
you overfish
leegvisse
he/she/it overfish
leegvisse
we overfish
leegvisse
you all overfish
leegvisse
they overfish
Du
Ihr
Imperative mood
vis leeg
overfish
vist leeg
overfish

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

lamenteren
do
lapzalven
do
laxeren
do
leebraken
do
leegschieten
blank shooting
leegstromen
drain
leegzuigen
suck
lekkerbekken
do
liefkozen
caress
liegen
lie

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'overfish':

None found.
Learning languages?