Lamslaan (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of lamslaan

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
sla lam
I do
slaat lam
you do
slaat lam
he/she/it does
slaan lam
we do
slaan lam
you all do
slaan lam
they do
Present perfect tense
heb lamgeslagen
I have done
hebt lamgeslagen
you have done
heeft lamgeslagen
he/she/it has done
hebben lamgeslagen
we have done
hebben lamgeslagen
you all have done
hebben lamgeslagen
they have done
Past tense
sloeg lam
I did
sloeg lam
you did
sloeg lam
he/she/it did
sloegen lam
we did
sloegen lam
you all did
sloegen lam
they did
Future tense
zal lamslaan
I will do
zult lamslaan
you will do
zal lamslaan
he/she/it will do
zullen lamslaan
we will do
zullen lamslaan
you all will do
zullen lamslaan
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou lamslaan
I would do
zou lamslaan
you would do
zou lamslaan
he/she/it would do
zouden lamslaan
we would do
zouden lamslaan
you all would do
zouden lamslaan
they would do
Subjunctive mood
sla lam
I do
sla lam
you do
sla lam
he/she/it do
sla lam
we do
sla lam
you all do
sla lam
they do
Past perfect tense
had lamgeslagen
I had done
had lamgeslagen
you had done
had lamgeslagen
he/she/it had done
hadden lamgeslagen
we had done
hadden lamgeslagen
you all had done
hadden lamgeslagen
they had done
Future perf.
zal lamgeslagen hebben
I will have done
zal lamgeslagen hebben
you will have done
zal lamgeslagen hebben
he/she/it will have done
zullen lamgeslagen hebben
we will have done
zullen lamgeslagen hebben
you all will have done
zullen lamgeslagen hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou lamgeslagen hebben
I would have done
zou lamgeslagen hebben
you would have done
zou lamgeslagen hebben
he/she/it would have done
zouden lamgeslagen hebben
we would have done
zouden lamgeslagen hebben
you all would have done
zouden lamgeslagen hebben
they would have done
Present bijzin tense
lamsla
I do
lamslaat
you do
lamslaat
he/she/it does
lamslaan
we do
lamslaan
you all do
lamslaan
they do
Past bijzin tense
lamsloeg
I did
lamsloeg
you did
lamsloeg
he/she/it did
lamsloegen
we did
lamsloegen
you all did
lamsloegen
they did
Future bijzin tense
zal lamslaan
I will do
zult lamslaan
you will do
zal lamslaan
he/she/it will do
zullen lamslaan
we will do
zullen lamslaan
you all will do
zullen lamslaan
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou lamslaan
I would do
zou lamslaan
you would do
zou lamslaan
he/she/it would do
zouden lamslaan
we would do
zouden lamslaan
you all would do
zouden lamslaan
they would do
Subjunctive bijzin mood
lamsla
I do
lamsla
you do
lamsla
he/she/it do
lamsla
we do
lamsla
you all do
lamsla
they do
Du
Ihr
Imperative mood
sla lam
do
slaat la
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

losslaan
knock loose

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

kruien
wheel
kwebbelen
gossip
kwijtspelen
lose
lachen
laugh
lamelleren
do
lamineren
do
lammeren
paralyse
lanceren
launch
langsfietsen
long cycling
lawaaien
become noisy

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?