Kortstaarten (to bobtail) conjugation

Dutch

Conjugation of kortstaarten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kortstaart
I bobtail
kortstaart
you bobtail
kortstaart
he/she/it bobtails
kortstaarten
we bobtail
kortstaarten
you all bobtail
kortstaarten
they bobtail
Present perfect tense
heb gekortstaart
I have bobtailed
hebt gekortstaart
you have bobtailed
heeft gekortstaart
he/she/it has bobtailed
hebben gekortstaart
we have bobtailed
hebben gekortstaart
you all have bobtailed
hebben gekortstaart
they have bobtailed
Past tense
kortstaartte
I bobtailed
kortstaartte
you bobtailed
kortstaartte
he/she/it bobtailed
kortstaartten
we bobtailed
kortstaartten
you all bobtailed
kortstaartten
they bobtailed
Future tense
zal kortstaarten
I will bobtail
zult kortstaarten
you will bobtail
zal kortstaarten
he/she/it will bobtail
zullen kortstaarten
we will bobtail
zullen kortstaarten
you all will bobtail
zullen kortstaarten
they will bobtail
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kortstaarten
I would bobtail
zou kortstaarten
you would bobtail
zou kortstaarten
he/she/it would bobtail
zouden kortstaarten
we would bobtail
zouden kortstaarten
you all would bobtail
zouden kortstaarten
they would bobtail
Subjunctive mood
kortstaarte
I bobtail
kortstaarte
you bobtail
kortstaarte
he/she/it bobtail
kortstaarte
we bobtail
kortstaarte
you all bobtail
kortstaarte
they bobtail
Past perfect tense
had gekortstaart
I had bobtailed
had gekortstaart
you had bobtailed
had gekortstaart
he/she/it had bobtailed
hadden gekortstaart
we had bobtailed
hadden gekortstaart
you all had bobtailed
hadden gekortstaart
they had bobtailed
Future perf.
zal gekortstaart hebben
I will have bobtailed
zal gekortstaart hebben
you will have bobtailed
zal gekortstaart hebben
he/she/it will have bobtailed
zullen gekortstaart hebben
we will have bobtailed
zullen gekortstaart hebben
you all will have bobtailed
zullen gekortstaart hebben
they will have bobtailed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekortstaart hebben
I would have bobtailed
zou gekortstaart hebben
you would have bobtailed
zou gekortstaart hebben
he/she/it would have bobtailed
zouden gekortstaart hebben
we would have bobtailed
zouden gekortstaart hebben
you all would have bobtailed
zouden gekortstaart hebben
they would have bobtailed
Du
Ihr
Imperative mood
kortstaart
bobtail
kortstaart
bobtail

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

klodderen
do
klunzen
do
knipogen
wink
kokerellen
box up
kortsluiten
short
kortvleugelen
do
kralen
do
kreppen
do
kribben
quarrel
krikkrakken
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'bobtail':

None found.
Learning languages?