Kortsluiten (to short) conjugation

Dutch
15 examples

Conjugation of kortsluiten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
sluit kort
I short
sluit kort
you short
sluit kort
he/she/it shorts
sluiten kort
we short
sluiten kort
you all short
sluiten kort
they short
Present perfect tense
heb kortgesloten
I have shorted
hebt kortgesloten
you have shorted
heeft kortgesloten
he/she/it has shorted
hebben kortgesloten
we have shorted
hebben kortgesloten
you all have shorted
hebben kortgesloten
they have shorted
Past tense
sloot kort
I shorted
sloot kort
you shorted
sloot kort
he/she/it shorted
sloten kort
we shorted
sloten kort
you all shorted
sloten kort
they shorted
Future tense
zal kortsluiten
I will short
zult kortsluiten
you will short
zal kortsluiten
he/she/it will short
zullen kortsluiten
we will short
zullen kortsluiten
you all will short
zullen kortsluiten
they will short
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kortsluiten
I would short
zou kortsluiten
you would short
zou kortsluiten
he/she/it would short
zouden kortsluiten
we would short
zouden kortsluiten
you all would short
zouden kortsluiten
they would short
Subjunctive mood
sluite kort
I short
sluite kort
you short
sluite kort
he/she/it short
sluite kort
we short
sluite kort
you all short
sluite kort
they short
Past perfect tense
had kortgesloten
I had shorted
had kortgesloten
you had shorted
had kortgesloten
he/she/it had shorted
hadden kortgesloten
we had shorted
hadden kortgesloten
you all had shorted
hadden kortgesloten
they had shorted
Future perf.
zal kortgesloten hebben
I will have shorted
zal kortgesloten hebben
you will have shorted
zal kortgesloten hebben
he/she/it will have shorted
zullen kortgesloten hebben
we will have shorted
zullen kortgesloten hebben
you all will have shorted
zullen kortgesloten hebben
they will have shorted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou kortgesloten hebben
I would have shorted
zou kortgesloten hebben
you would have shorted
zou kortgesloten hebben
he/she/it would have shorted
zouden kortgesloten hebben
we would have shorted
zouden kortgesloten hebben
you all would have shorted
zouden kortgesloten hebben
they would have shorted
Present bijzin tense
kortsluit
I short
kortsluit
you short
kortsluit
he/she/it shorts
kortsluiten
we short
kortsluiten
you all short
kortsluiten
they short
Past bijzin tense
kortsloot
I shorted
kortsloot
you shorted
kortsloot
he/she/it shorted
kortsloten
we shorted
kortsloten
you all shorted
kortsloten
they shorted
Future bijzin tense
zal kortsluiten
I will short
zult kortsluiten
you will short
zal kortsluiten
he/she/it will short
zullen kortsluiten
we will short
zullen kortsluiten
you all will short
zullen kortsluiten
they will short
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou kortsluiten
I would short
zou kortsluiten
you would short
zou kortsluiten
he/she/it would short
zouden kortsluiten
we would short
zouden kortsluiten
you all would short
zouden kortsluiten
they would short
Subjunctive bijzin mood
kortsluite
I short
kortsluite
you short
kortsluite
he/she/it short
kortsluite
we short
kortsluite
you all short
kortsluite
they short
Du
Ihr
Imperative mood
sluit kort
short
sluit kort
short

Examples of kortsluiten

Example in DutchTranslation in English
- Dat kost alles wat we hebben. Dat brengt ons naar boven, maar het kan de accu's kortsluiten.It would get us to the surface, because the overload could short out the electric batteries.
- Waardoor de draden konden kortsluiten.Which left the wires to short out.
Als Sly gelijk heeft over microgolven die over heel de basis zweven als onderdeel van hun beveiliging, dan kan ik een gsm gebruiken om de golven te kanaliseren in het slot en het mechanisme kortsluiten.If Sly's right about microwaves floating around the base as part of the defense system, I could use a cell phone to channel the waves into the lock and short-circuit the mechanism.
Als ik doelgericht micro-frequentiegolven richt, die deze afstandsbesturing uitzend... naar de zekering op het tweede verdieping, dan kan ik het laten kortsluiten.Now, if I target concentrated micro-frequency waves-- which this remote emits-- to the second floor circuit breaker, then I can cause it to short out.
Als ik het als dekmantel gebruik, kan ik het beveiligingssysteem kortsluiten en in...The meet's in an hour. If I use it as cover, I can sneak up to the roof, short out the security system,
Alles was kortgesloten.The entire electrical system was shorted out.
De naalden hebben onze coms kortgesloten.Needles must have shorted our coms.
De servorelais zijn kortgesloten door het bloed.I think the servos got shorted out With blood.
Dit stopcontact is kortgesloten.This outlet's shorted out.
Eerste schakelbord kortgesloten.Number one switchboard shorted out.
- Ik kon enkele bedradingen repareren, maar ik vrees dat als ik hem aansluit op een gewone alkaline batterij, hij kortsluit.I was able to repair some of the corroded wiring, but I'm just afraid that if I plug the phone into a regular alkaline battery, that it'll short.
- Wel, kortsluit m'n circuits.Well, short my circuits.
Als we dat overbelasten, kan dat een piek geven die alle krachtvelden kortsluit.If we could overload the grid, we might be able to cause a power surge and short out all the force fields on the station.
Als ze die kortsluit is haar geheugen weg.She shorts that one out and it's good-bye memory.
Dan strijk ik jullie werkkleren, omdat jullie bang zijn om geëlektrocuteerd te worden als het strijkijzer kortsluit.♪ Cinderella... ♪ Then I iron your work clothes for the day because you guys are so scared of getting shocked when the iron shorts out.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'short':

None found.
Learning languages?