Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

koffiezetten

to make coffee

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of koffiezetten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zet koffie
I make coffee
zet koffie
you make coffee
zet koffie
he/she/it makes coffee
zetten koffie
we make coffee
zetten koffie
you all make coffee
zetten koffie
they make coffee
Present perfect tense
heb koffiegezet
I have made coffee
hebt koffiegezet
you have made coffee
heeft koffiegezet
he/she/it has made coffee
hebben koffiegezet
we have made coffee
hebben koffiegezet
you all have made coffee
hebben koffiegezet
they have made coffee
Past tense
zette koffie
I made coffee
zette koffie
you made coffee
zette koffie
he/she/it made coffee
zetten koffie
we made coffee
zetten koffie
you all made coffee
zetten koffie
they made coffee
Future tense
zal koffiezetten
I will make coffee
zult koffiezetten
you will make coffee
zal koffiezetten
he/she/it will make coffee
zullen koffiezetten
we will make coffee
zullen koffiezetten
you all will make coffee
zullen koffiezetten
they will make coffee
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou koffiezetten
I would make coffee
zou koffiezetten
you would make coffee
zou koffiezetten
he/she/it would make coffee
zouden koffiezetten
we would make coffee
zouden koffiezetten
you all would make coffee
zouden koffiezetten
they would make coffee
Subjunctive mood
zette koffie
I make coffee
zette koffie
you make coffee
zette koffie
he/she/it make coffee
zette koffie
we make coffee
zette koffie
you all make coffee
zette koffie
they make coffee
Past perfect tense
had koffiegezet
I had made coffee
had koffiegezet
you had made coffee
had koffiegezet
he/she/it had made coffee
hadden koffiegezet
we had made coffee
hadden koffiegezet
you all had made coffee
hadden koffiegezet
they had made coffee
Future perf.
zal koffiegezet hebben
I will have made coffee
zal koffiegezet hebben
you will have made coffee
zal koffiegezet hebben
he/she/it will have made coffee
zullen koffiegezet hebben
we will have made coffee
zullen koffiegezet hebben
you all will have made coffee
zullen koffiegezet hebben
they will have made coffee
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou koffiegezet hebben
I would have made coffee
zou koffiegezet hebben
you would have made coffee
zou koffiegezet hebben
he/she/it would have made coffee
zouden koffiegezet hebben
we would have made coffee
zouden koffiegezet hebben
you all would have made coffee
zouden koffiegezet hebben
they would have made coffee
Present bijzin tense
koffiezet
I make coffee
koffiezet
you make coffee
koffiezet
he/she/it makes coffee
koffiezetten
we make coffee
koffiezetten
you all make coffee
koffiezetten
they make coffee
Past bijzin tense
koffiezette
I made coffee
koffiezette
you made coffee
koffiezette
he/she/it made coffee
koffiezetten
we made coffee
koffiezetten
you all made coffee
koffiezetten
they made coffee
Future bijzin tense
zal koffiezetten
I will make coffee
zult koffiezetten
you will make coffee
zal koffiezetten
he/she/it will make coffee
zullen koffiezetten
we will make coffee
zullen koffiezetten
you all will make coffee
zullen koffiezetten
they will make coffee
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou koffiezetten
I would make coffee
zou koffiezetten
you would make coffee
zou koffiezetten
he/she/it would make coffee
zouden koffiezetten
we would make coffee
zouden koffiezetten
you all would make coffee
zouden koffiezetten
they would make coffee
Subjunctive bijzin mood
koffiezette
I make coffee
koffiezette
you make coffee
koffiezette
he/she/it make coffee
koffiezette
we make coffee
koffiezette
you all make coffee
koffiezette
they make coffee
Du
Ihr
Imperative mood
zet koffi
make coffee
zet koffi
make coffee

Examples of koffiezetten

- In het begin vooral koffiezetten.

For now, in the beginning I mostly make coffee.

Alles wat ik doe is koffiezetten.

Everything I do is make coffee.

Hij is groot en krachtig en kost een vermogen, maar koffiezetten kan hij niet.

It's big and powerful and costs a fortune, but it can't make coffee.

Ik ga koffiezetten.

I'm going to make coffee!

Ik kan schrijven, optellen, aftrekken, koffiezetten.

I can write. I can add, subtract. I can make coffee.

- Ik maak een vuur en zet koffie.

- I'll build a fire and make coffee.

- Ik zet koffie.

I'll make coffee.

Ik zet koffie.

I make coffee.

- Thomas, je hebt net koffiegezet.

- Thomas, you just made coffee.

Heb je koffiegezet?

You made coffee

En de biltatoeage zette koffie.

Tattooed ass guy made coffee.

Ik zat bij de telefoon en zette koffie.

I answered phones and made coffee.

Further details about this page

LOCATION